Hoofdstuk 2

Er vallen dikke, lauwwarme regendruppels uit de donkere hemel, maar ondanks het natte weer is het nog steeds warm. Toen Liam een paar maanden geleden vroeg of ik mijn vakantie met hem en zijn familie wilde doorbrengen in Indonesië, had ik me iets anders voorgesteld dan dit. Ik dacht dat ik de hele dag in de zon kon liggen, op een wit strand aan een azuurblauwe zee, met een kokosnoot in mijn hand.
Helaas is de realiteit heel anders. Het regent al drie dagen, het zand op ons strand is zwart in plaats van wit en ik heb nog geen kokosnoot gezien. Daarnaast had ik me enorm verheugd op al het lekkere eten, maar Liam vond het gisteren grappig om mij te vertellen dat ik hondenvlees aan het eten was, toen ik een satéetje op straat had gekocht. De rest van de avond heb ik boven de wc gehangen en ik weet nu al dat ik de rest van de vakantie geen vlees meer eet.
Een paar meter bij me vandaan staat een zwarte Volvo geparkeerd, met een man in een gekreukt wit overhemd ernaast, die met zijn armen over de bovenrand van zijn portier leunt. ‘Taxi?’ roept hij, alsof hij aan me kan ruiken dat ik opzoek ben naar een vervoersmiddel.
Ik plak een vriendelijke glimlach op mijn gezicht, knik en vraag daarna in mijn beste Engels of hij me naar Senggigi kan brengen.
Yes, yes.’ Hij wenkt me en loopt haastig naar het achterportier, die hij op een hoffelijke manier voor me opent. Er komt meteen een muffe geur vrij, maar die probeer ik te negeren. Ik wil niet respectloos zijn, omdat de meeste mensen hier niet aan mijn hygiënestandaard kunnen voldoen. Het is vast niet hun keuze om zo te leven en ik voel me elke dag meer bevoorrecht dat ik wel de beschikking heb tot alle middelen die ervoor zorgen dat ik gezond blijf.
‘Hoeveel kost het?’ vraag ik de man in het Engels, terwijl ik probeer na te denken over hoeveel geld ik nog in mijn tas heb. Vanochtend heb ik één miljoen roepia gepind, maar daar is helaas niet meer heel veel van over.
De man wuift mijn vraag weg, glimlacht naar me en zegt dat hij voor mij wel een speciaal prijsje maakt. Daar geloof ik helemaal niets van, maar ik stap alsnog in. Desnoods pin ik nog wat extra geld als hij me bij het hotel afzet, zolang dat er voor zorgt dat ik hier zo snel mogelijk weg kom.
Nadat ik mijn vestje uit mijn handtas heb gehaald en over de achterbank heb gedrapeerd, neem ik plaats op de dunne stof. De banken zijn van leer en voelen vettig aan, alsof er zojuist iemand enorm op heeft zitten zweten. Gadverdamme.
‘Wat de fuck doe je nou?’ Ik herken Joshs stem meteen, maar ik hoop hem te negeren door het portier dicht te slaan. Mijn taxichauffeur is echter nog niet ingestapt, waardoor Josh voldoende tijd heeft om het portier weer open te trekken. ‘Hallo, ik praat tegen je!’
‘O, niet gehoord,’ antwoord ik schijnheilig.
‘Schuif op.’ Hij geeft een duwtje tegen mijn schouder, maar ik verroer me niet. Het enige wat ik doe is hem vanonder mijn wimpers verontwaardigd aankijken. ‘Doe verdomme niet zo kinderachtig, Jade. Denk je dat ik je in je eentje terug laat gaan? Wat denk je dat je ouders met me doen, als jou hier iets overkomt, hm?’
Ik rol met mijn ogen, omdat ik geen betere reactie kan bedenken.
‘Schuif nou,’ herhaalt hij nog een keer, waarop ik hem wederom verontwaardigd aankijk. Zijn oog valt op het vestje, waar ik op zit. ‘Jezus Christus, die smetvrees van jou rijst echt de pan uit.’
‘Ik heb helemaal gee—‘ Mijn woorden worden afgekapt door de harde knal, waarmee hij het portier dichtslaat. Ik draai mijn hoofd en zie dat hij langs de kofferbak van de auto loopt, om aan de andere zijde in te kunnen stappen. ‘Please, go,’ zeg ik tegen mijn taxichauffeur, die inmiddels achter het stuur plaats heeft genomen.
De man draait zijn hoofd en kijkt me over zijn schouder aan. ‘Yes, we go.’ De walm van zijn adem, die vrijkomt met die woorden, is zorgwekkend. Ik ruik duidelijk alcohol. ‘Senggigi, yes?’
Het portier aan de andere zijde vliegt open en Josh schuift op de plakkerige, leren achterbank. Ik reik naar het handvat van mijn portier en wil uitstappen. Niet eens vanwege Josh, maar ik vind het onverantwoord om in te stappen bij iemand die gedronken heeft. ‘Zitten blijven,’ snauwt Josh, die mijn bovenarm stevig vastpakt en voorkomt dat ik daadwerkelijk uit kan stappen. ‘Liam mag dat gezeur van jou misschien accepteren, ik ben het na deze week helemaal zat, Jade. Ik dacht, of eigenlijk hoopte, dat je wel wat volwassener zou zijn, maar helaas.’
‘Há, dat is ironisch,’ antwoord ik met een neppe glimlach. ‘Volgens mij betrapte ik jou net met een random vrouw in het toilet.’ Ik knipoog om mijn statement te ondertekenen. ‘Het enige wat er volwassen aan jou is, is je leeftijd.’
Hij leunt over me heen om mijn portier weer dicht te trekken. Zijn frisse, kruidige geur laat me aan Liam denken, omdat ze waarschijnlijk dezelfde parfum gebruiken. Bij Josh ruikt het echter anders. Meer naar een man. ‘En het enige wat volwassen aan jou is, is je uiterlijk.’
Mijn wenkbrauwen schieten omhoog en ik sla verontwaardigd mijn armen over elkaar. ‘Zeg je nu dat ik er oud uit zie?’
‘Niet oud, wel ouder. Ik bedoel…’ Hij laat zijn hoofd naar achteren vallen en slaakt een diepe zucht. ‘Je ziet er ouder uit dan Lila.’
‘Maar zij is ouder dan ik!’
‘Dat weet ik, maar ik…’ Hij kijkt geërgerd uit het raam naar buiten, waar de omgeving aan ons voorbij flitst. Onze taxichauffeur lijkt geen enkele moeite te hebben met het intrappen van zijn gaspedaal. ‘Het is geen belediging, oké? Kunnen we er verder over ophouden?’
‘Eh, oké…’ Ik weet niet goed wat ik moet zeggen, want zijn opmerking brengt me een beetje van mijn stuk. Zie ik er oud uit? Het is niet de eerste keer dat iemand zegt dat ik ouder overkom, ook al ben ik pas negentien. Of nou, eigenlijk ben ik achttien, maar ik ben bijna jarig, dus dat is hetzelfde. ‘Heb ik rimpels?’ vraag ik, terwijl ik met mijn vingertoppen over de huid vlakbij mijn ogen wrijf. Mijn moeder zegt wel vaker dat je niet jong genoeg kan beginnen met het smeren van anti-rimpelcrème, maar dat vond ik altijd belachelijk. Mijn zus Ruby doet het wel al sinds haar achttiende en zij heeft een prachtige, strakke huid. ‘Of grijze haren?’ O mijn god. Kan je vanaf je achttiende al grijs worden? Dat zou echt een ramp zijn.
‘Nee-hee. Het komt meer door…’ Josh lijkt even te moeten zoeken naar de juiste woorden, alsof hij daadwerkelijk voorzichtig probeert te zijn met hoe hij dit gaat overbrengen. Bullshit, want deze man is de belichaming van een botte boer. Hij houdt nooit rekening met de gevoelens van andere mensen. Nóóit. ‘hoe je jezelf presenteert. Weet je nog toen je voor de eerste keer bij Lila kwam spe—’ Hij schraapt zijn keel, maar ik weet zeker dat hij spelen wilde zeggen. Sukkel. ‘toen je bij haar… op bezoek kwam?’
‘Je bedoelt die keer dat je zout in mijn koffie hebt gedaan?’
Hij grinnikt. ‘Dat was hilarisch.’
‘Ik ben de rest van de dag ziek geweest.’ Ik word nog steeds misselijk als ik daar aan terugdenk. Als ik had geweten dat Josh zo irritant was, voordat ik Liam leerde kennen, dan… nee, dat is onzin. Ik ging die bewuste middag, bijna vier jaar geleden, bij Lila langs vanwege mijn nieuwsgierigheid naar Josh. Alle meisjes op school hadden het namelijk over de knappe vader van de tweeling, die pas waren verhuisd en in ons leerjaar erbij kwamen. Ik besloot de stoute schoenen aan te trekken, mezelf op te tutten en zogenaamd bij Lila langs te gaan om haar welkom te heten in de buurt. Vooraf had ik niet kunnen bedenken dat ik vriendinnen met haar zou worden — of dat ik voor haar broer zou vallen.
‘Dat zat tussen je oren,’ kaatst hij terug. ‘Jullie waren dertien, misschien veertien, en toen ik vroeg wat jullie wilden drinken, wilde jij koffie. Kóffie, Jade. Ik dacht dat je frisdrank wilde, appelsap of misschien fristi of zo, weet ik veel. Maar nee, mevrouwtje arrogant wilde koffie, want je had een zware dag achter de rug. Hoor je zelf hoe belachelijk dat klinkt?’
‘Ik was vijftien!’ Hij moet zelf eens horen hoe belachelijk hij klinkt. ‘Welke vijftienjarige drinkt er in godsnaam fristi?’
‘Ik ben zevenendertig en ik drink nog steeds fristi.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Lila dronk ook nog fristi, voordat jij haar kwam verpesten met je popiejopie gedrag. En tot overmaat van ramp pakte je Liam daarna ook nog helemaal in.’
‘Ja, ja… het is duidelijk. Je mag mij niet.’ Ik rol met mijn ogen en schud mijn hoofd. ‘Waarom hebben we het nu opeens hier over? Eerst noem je me oud en nu beschuldig je mij van het verpesten van je kinderen. Zijn er nog meer punten waar je mij op wil afzeiken?’
‘Er zijn nog duizend andere punten, Jadie, maar die bewaar ik voor een andere keer.’ Hij gniffelt zacht, waardoor ik mijn frustratie vanuit mijn tenen voel opborrelen. ‘Maar wat ik dus wilde zeggen… toen je bij ons voor de deur stond, vroeg ik aan Em of Lila bijles van iemand kreeg of zo, omdat ik dacht dat je haar juf was. Ik schrok me de tering toen Em zei dat je een klasgenootje was.’
‘Niet. Waar.’ Ik kijk hem met grote ogen aan en weet niet goed of ik nu moet lachen of huilen. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik graag jonger word geschat, want ik voel me eigenlijk al jaren ouder dan ik ben. Het kinderachtige gedrag van sommige leeftijdsgenoten past niet bij hoe ik ben en ik distantieer mezelf graag daarvan. Maar Josh heeft het puur en alleen over mijn uiterlijk, iets waar ik heel zuinig op ben. Iets wat enorm belangrijk voor me is. ‘Dacht je echt dat ik—’ Mijn aandacht verplaatst zich naar onze chauffeur, omdat hij zojuist voor mijn gevoel met honderd kilometer per uur over een drempel is gevlogen. De auto vliegt een stukje omhoog, om vervolgens met een nogal harde knal weer tegen het wegdek te belanden. Mijn hoofd klapt naar voren en weer terug tegen de achterbank. ‘Ah, shit!’
Het is donker buiten en het stuk waar we nu rijden wordt alleen verlicht door de koplampen van onze taxi. Wanneer ik plots een grote, bebladerde tak tegen het voorraam zie slaan, weet ik dat het goed mis is. Ik wil gillen, maar mijn stemgeluid blijft een paar tellen vasthangen in mijn keel, als ik voel dat onze auto in een rotvaart naar beneden raast en allerlei dingen tegen de ramen van onze auto slaan.
Het voelt alsof we in een achtbaan zitten en een vrije val naar beneden maken, zonder onze eindbestemming te weten. Het gaat snel en langzaam tegelijkertijd, alsof we voor heel even rondzweven in een andere werkelijkheid. De kriebels in mijn buik zijn niet fijn, maar angstaanjagend.
Het voelt alsof dit het is.
Het moment waarop we zullen sterven.
En wanneer die realisatie tot me doordringt, breekt mijn keel open en begin ik keihard te gillen.