Hoofdstuk 4

Josh

Na een paar minuten merk ik al dat het zinloos is, maar ik ben niet van plan om meteen op te geven. Er is gewoonweg geen doorkomen aan in deze dicht begroeide jungle en alles ziet er hetzelfde uit in deze duisternis. Het zwakke licht van mijn telefoon verandert daar helaas niet veel aan.
‘Gaat het nog?’ vraag ik aan Jade, die als een soort bloedzuiger aan mijn rug geplakt zit. Haar hand in de mijne trilt zo erg, dat ik het tot op mijn botten voel. Ik weet dat ik sterk moet blijven voor haar, omdat ze anders vast en zeker een mental breakdown krijgt — als ze dat niet al heeft.
‘Denk je dat we er bijna zijn?’ vraagt ze, zonder mijn vraag te beantwoorden.
Het is aanlokkelijk om nu te liegen, in de hoop dat ik haar daarmee gerust zal stellen, maar dat kan ik niet doen. Het zal de uiteindelijke klap alleen maar erger maken, want ik weet vrijwel zeker dat we hier niet snel weg kunnen komen. Ik weet ook dat doelloos blijven rondlopen ons alleen maar verder in de problemen zal brengen. Op dit moment is maar één beslissing verstandig, al weet ik ook dat zij dit absoluut niet zal willen horen.
‘Ik denk dat we moeten wachten tot de zon opkomt,’ deel ik dan toch maar mede. We zijn inmiddels bij een plek aangekomen waar een omgevallen boom heeft gezorgd voor een kleine, open ruimte in de wildernis. Dit is een prima plek om af te wachten tot het zonlicht onze omgeving weer zichtbaar maakt. ‘Het is te donker en daardoor gevaarlijk om verder te lopen.’
‘Oh, oké,’ antwoordt ze met een piepklein stemmetje. Het is overduidelijk dat ze zich groot probeert te houden en dat is een kant die ik nog niet van haar ken. Normaal gesproken laat ze zich altijd leiden door haar emoties, iets wat ik bloedirritant aan haar vind. Ik houd daarom altijd wijselijk afstand van haar, wanneer ze bij Liam langskomt.
Ik schijn met het licht van mijn telefoon om me heen en check nog een keer of ik geen ontvangst heb. Verdomme, nog steeds niks. ‘Ga anders even daar zitten,’ stel ik voor en ik wijs naar een stronk van de omgevallen boom. ‘Dan zoek ik wat spullen om een vuur mee te maken.’
Met een diepe zucht laat ze mijn shirt los en beweegt ze zich voorzichtig naar de plek die ik aanwees. ‘Helemaal ultimate survival dit,’ hoor ik haar mompelen.
Het verbaast me dat ze dat programma kent, al hoop ik nu wel dat ze er een aantal afleveringen van gezien heeft. In dat geval heeft ze wellicht enigszins een idee van wat ons te wachten staat, als we niet snel een uitweg vinden in dit oerwoud.
Voor het eerst in mijn leven brengt mijn rookverslaving iets positiefs met zich mee. Zonder aansteker zou het namelijk een stuk lastiger – al dan niet onmogelijk – zijn om hier een vuur te maken. Het is alsnog een uitdaging, aangezien de hevige regen van de afgelopen dagen ervoor gezorgd heeft dat het grootste deel van de takken doorweekt zijn. Uiteindelijk weet ik voldoende materiaal te vinden om een vuurtje te stoken.
‘Gaat het?’ vraag ik nog een keer aan Jade, aangezien ze veel stiller is dan ik van haar gewend ben. Ze zit wat beteuterd voor zich uit te staren en lijkt mijn vraag niet te hebben gehoord. ‘Jade?’ Ik loop naar haar toe en zwaai met mijn hand voor haar gezicht. Ze reageert door met haar ogen te knipperen, al is het amper een reactie te noemen. ‘Gaat alles goed?’
Ze knikt, maar het is totaal niet overtuigend. ‘Moeten we nu hier overnachten?’ Haar stem klinkt breekbaar, heel anders dan de vastberaden toon die ze normaal heeft, en haar stormachtige grijze ogen zien er nog banger dan normaal uit.
‘Het komt goed,’ zeg ik maar, omdat ik niet weet hoe ik haar anders gerust kan stellen. Het komt ook vast wel goed, maar dat weet ik op dit moment niet zeker. Ik heb geen idee waar we precies zijn of hoe ver we van de bewoonde wereld verwijderd zijn. Hopelijk brengt de zonopkomst deze antwoorden met zich mee. ‘Sta eens op.’ Ik pak haar hand vast en help haar van de boomstronk, zodat ik haar benen nog een keer kan inspecteren. Het bloed van eerder moet een oorsprong hebben en ik moet weten hoe ernstig het is. Een kleine wond kan in deze omgeving al snel infecteren, al helemaal als we hier voorlopig nog niet weg kunnen komen. ‘Bloed je nog steeds?’
‘Ik weet het niet.’ Haar blik gaat omlaag, naar haar blote benen onder haar veel te korte jurkje. Mijn dochter weet gelukkig wel beter dan zich zo te kleden, want ik zou haar aan haar haren terug het huis in sleuren als ze met zo’n kledingstuk – deze jurk verdient die naam niet eens, het is eerder een lapje stof – naar buiten durfde te gaan. ‘Ik denk dat het…’ Ze draait zich om, zodat ze met haar rug naar me gericht staat, en wrijft met haar hand over de achterkant van haar bovenbeen. ‘hier ergens is.’
Ik hurk achter haar en zie meteen de oorzaak van haar bebloede handen van eerder. In haar bovenbeen zit een gapende snee, die van vlak boven haar knieholte verdwijnt onder de zoom van haar jurkje. ‘Shit,’ flapt er per ongeluk uit mijn mond, waarop Jade meteen wil omdraaien. In een reflex pak ik haar heupen vast. ‘Wacht even.’
‘Nee, stop! Je zei shit,’ protesteert ze meteen. ‘Dat betekent niets goeds, Josh. Is het zo erg?’
‘Het valt wel mee,’ lieg ik. In principe zou het meevallen, als we gewoon in Nederland zouden zijn en we de beschikking zouden hebben over schoon verband, desinfectiemiddel en misschien een paar hechtingen. Hier, in de fucking jungle, valt het helaas niet mee. ‘Ik eh… ik moet even kijken tot eh…’ Ja, dit is ongemakkelijk. De snee verdwijnt onder de zoom van haar jurkje en ik wil kijken tot welk punt haar huid is opengehaald. De enige manier om daar achter te komen, is door haar kleding omhoog te schuiven. ‘Kan je je jurk misschien een beetje omhoog doen? Ik eh… ik wil niet zomaar aan je zitten.’
Waarom klink ik nu als een of andere gluiperd, terwijl ik net mijn best doe om dat niet te zijn?
Ze kijkt op me neer van over haar schouder, terwijl haar vingers om de zoom van haar jurkje klemmen en de stof een klein beetje omhoog trekken. ‘Zo?’
Ik schraap ongemakkelijk mijn keel. ‘Nog iets verder.’
‘Zo dan?’ vraagt ze, als ze de stof nog een minuscule centimeter omhoog heeft geschoven. Ik schud mijn hoofd en ze slaakt een gefrustreerde zucht. ‘Jezus, Josh. Doe het dan zelf,’ snauwt ze, terwijl ze haar jurkje weer loslaat en haar hoofd wegdraait. ‘Je hebt me al in bikini gezien, dus maak er niet zo’n big deal van.’
Haar in een bikini zien was al een big deal, dus zo gemakkelijk is het echt niet. Ik heb daarom de gehele week stug weggekeken, telkens wanneer zij bij het zwembad rond paradeerde. Het is niet zo dat ik geil op meisjes die de leeftijd van mijn eigen dochter hebben – absolúút niet – maar Jade is gewoon een bloedmooie vrouw. Geen kind, een vrouw. Laten we zeggen dat ik heel goed begrijp wat mijn zoon in haar ziet.
‘Oké,’ zucht ik, alsof ik op het punt sta om de meest zware taak in mijn leven uit te voeren. Het enige wat hier lastig aan is, is om het puur klinisch te bekijken. Al helemaal wanneer ik de stof voorzichtig – alsof ik bang ben om haar aan te raken, wat ik ergens ook ben – omhoog schuif en tot de ontdekking kom dat dit toch wel een heel ander beeld is dan Jade in een bikini. Holy-fucking-shit. ‘Je had me wel even mogen waarschuwen dat je alleen een reetveter draagt.’
‘Josh!’ gilt ze, terwijl ze zich probeert om te draaien. Ik houd haar tegen, want naast die perfecte kont – waar ik normaal gesproken al lang een keer een klap op gegeven had, ware het niet dat ze mijn schoondochter is – ontgaat de wond die tot halverwege haar bil reikt me niet. ‘Laat me los! Ik vind dit niet meer leuk.’
‘Oké, sorry. Wacht even.’ Ik pluk een stukje boomschors van haar huid, dat vastkleeft aan haar bloed. Ik ben geen dokter, maar ik weet wel dat het onverstandig is om haar de hele nacht op een vieze, natte ondergrond te laten zitten, zonder dit te verbinden. ‘Blijf zo staan.’
‘Wat ga je doen?’ vraagt ze, terwijl ik de knoopjes van mijn overhemd open en het kledingstuk uittrek. Ik draag nog een dun hemdje eronder, dus zo schokkend is het allemaal niet. Jade kijkt me echter me zulke grote ogen aan, dat het lijkt alsof ik zojuist mijn adamskostuum aan haar getoond heb.
Ik zet mijn tanden in de stof van de schouder en scheur het kapot, waarna ik met mijn handen de rest van de mouw eraf trek. ‘Ik doe dit er omheen, goed?’
Ze knikt, terwijl haar grijze ogen elke beweging die ik maak in de gaten houden. ‘Is het heel ernstig?’ vraagt ze, wanneer ik voor de tweede keer in een paar minuten haar jurk omhoog moet stropen.
‘Het komt wel goed,’ zeg ik maar. Ik bind de mouw van mijn overhemd om haar bovenbeen en trek er vervolgens een knoop in. De stof bedekt niet haar hele wond, maar het is beter dan niets. Als ik klaar ben, drapeer ik de rest van mijn overhemd op de boomstronk. ‘Ga hier maar op zitten.’
‘Sinds wanneer ben jij zo’n survival expert?’ vraagt ze op haar welbekende plagende toontje, als ze klauterend plaatsneemt op de stof. Ze geeft een knikje naar het brandende vuur. ‘Het lijkt erop dat je dat al vaker hebt gedaan.’
Ik doe maar wat, maar dat kan ik niet tegen haar vertellen. ‘Ik heb vroeger wel vaker fikkie gestookt,’ antwoord ik maar, omdat ik niet goed weet wat ik anders moet zeggen. Ik duw mezelf omhoog en neem naast haar plaats op de boomstronk, waar ik mijn telefoon uit mijn broekzak wurm. Het is bijna middernacht. ‘Over vijf uur komt de zon op,’ zeg ik, ook al duurt het in werkelijkheid nog bijna zes uur. Hopelijk zijn dat onze laatste zes uur in deze fucking rimboe, want ik zie het niet zitten om hier veel langer tijd door te brengen.
Mijn hele lichaam verstijft, als ik plots voel hoe Jade haar hoofd op mijn schouder legt en haar lichtbruine haren mijn huid kriebelen. ‘Het komt wel goed, Josh,’ zegt ze zacht, alsof ze weet dat ik dat ook moet horen.