HOOFDSTUK 17

James

Ik houd haar beide handen vast en wrijf met mijn duimen over de rug van haar handen. Haar vragende en verwachtingsvolle blik maakt me op een bepaalde manier nerveus, want ik zou haar dit liever helemaal niet willen vertellen.
Ze verdient het om dit te weten - en daar ben ik me echt wel van bewust - maar ik ben gewoon bang dat ze besluit om te vertrekken, zodra ze de waarheid weet en erachter komt dat ze helemaal niet zo weerloos is als ze zelf denkt.
Zodra ze weet hoeveel geld ze tot haar beschikking heeft, heeft ze alle mogelijkheden en redenen om te vertrekken. En… fuck, ik wil haar nog helemaal niet kwijt.
'Dus Sebastian had mijn ketting aan Camila verkocht?' vraagt ze ongeduldig als het haar overduidelijk te lang duurt, voordat ik iets zeg. 'Maar… hoeveel had ze hem dan aanbetaald? Want zo veel is dit ding helemaal niet waard.'
Ze heeft echt geen idee.
Ik adem diep in en besluit dat ik het nu maar gewoon moet zeggen. Ik kan het haar niet aandoen om hierover te liegen, want ze heeft recht op de waarheid — ook voor haar eigen veiligheid, aangezien ze deze ketting nu draagt alsof het prullaria is. 'Ze had een aanbetaling gedaan van één miljoen.’
'Ha-ha, heel grappig hoor,' giechelt ze ongelovig.
'Het was slechts een aanbetaling,' ga ik op serieuze toon verder. Uiteindelijk zal ze me toch wel moeten geloven. Hoop ik. 'Sebastian wilde de ketting aan haar verkopen voor vijf miljoen dollar, maar de volledige waarde wordt nog veel hoger…'
'Wat?!' onderbreekt ze me. Ze lacht nog steeds, maar het klinkt nu bijna als een hysterische lach. 'Doe even normaal!'
'De waarde van die diamant wordt op acht miljoen dollar geschat,' ga ik verder, nog steeds op een serieuze toon. Isabel zit ondertussen hevig hoofdschuddend op mijn schoot, alsof ze weigert om te geloven wat ik haar vertel. 'Ik lieg niet tegen je… en ik had het je al veel eerder moeten vertellen.'
Zo, ik heb het gezegd. Nu is het slechts afwachten wat zij met deze informatie gaat doen. Ik kan nu alleen maar hopen dat ze niet meteen vertrekt.
'Je maakt een grap,' zegt ze alsnog. Ze blijft me hoopvol aankijken, alsof ze hoopt dat ik nu zal zeggen dat die diamant acht dollar, in plaats van acht miljoen waard. 'Toch?'
'Nee, Isabel.'
Haar mond valt open en voor even lijkt het erop dat ze iets wil zeggen, maar dan sluit ze haar lippen weer en fronst ze haar wenkbrauwen. Ik vraag me af wat er op dit moment in haar hoofd omgaat, maar ik vraag er niet naar.
'Acht miljoen,' fluistert ze, alsof het langzaamaan tot haar door begint te dringen. 'Ik wil dat ding niet dragen,' zegt ze vervolgens op een rustige toon. Ze reikt met haar handen in haar nek, waar de sluiting van haar ketting zich bevindt. 'Ik wil het niet dragen!' Haar toon klinkt opeens panisch en haar handen beginnen wilder aan de sluiting te trekken. Als ze zo doorgaat, trekt ze het sieraad nog kapot. 'Haal het van me af!'
'Rustig!' Ik pak haar handen vast en peuter ze los van de dunne, zilveren ketting, waarna ik de sluiting open en de ketting van haar hals verwijder. Ze wrijft meteen met haar handpalm over de achterzijde van haar nek, alsof het sieraad haar huid gebrand heeft. 'Er is niets aan de hand, je bent oké,' probeer ik haar gerust te stellen. 'Het is maar een ketting.'
'Niet!' roept ze verwijtend. De blik waarmee ze me aankijkt is al net zo verwijtend, al schemert er ook een vleug angst doorheen. 'Die verdomde ketting gaat mij alleen maar problemen bezorgen, Jamie!'
Ik begrijp waar ze op doelt en ergens ben ik blij dat ze zich dat realiseert - want het bezitten van zo een duur sieraad gaat haar waarschijnlijk ook problemen opleveren - maar tegelijkertijd wil ik niet dat ze daar bang voor is.
Haar ketting ligt nog steeds in mijn hand en ze heeft nog geen enkele moeite gedaan om hem terug te pakken. Ik vraag me af of ze dat überhaupt nog wil. 'Wat nou als iemand erachter komt en me… probeert te beroven, of…’ ze drukt haar vingertoppen stevig tegen haar slapen en knijpt haar ogen dicht, 'misschien zelfs vermoorden?’
'Hé, kijk me eens aan!' Ik pak haar kin tussen mijn duim en wijsvinger en draai haar hoofd schuin omhoog. Haar amberkleurige ogen zijn glazig, alsof ze elk moment in tranen kan uitbarsten. 'Zoiets laat ik echt niet gebeuren. Hoor je me?'
'Je kent me helemaal niet,' mompelt ze en ze probeert haar kin los te trekken. 'Dus je moet niet zulke dingen zeggen. Volgende week ben je me weer vergeten.'
Die veronderstelling maakt me woedend en ik knijp wat harder in haar kin. ’Fuck jou, Isabel. Ik blijf mezelf niet herhalen!’ Ik pak haar linkerhand en draai haar handpalm omhoog, om de ketting in haar hand te proppen. Mijn blik glijdt automatisch even naar het dunne korstje op haar pols. 'Als ik zeg dat ik zoiets niet laat gebeuren, dan meen ik dat. Het is jouw fucking ketting en jij doet ermee wat jíj wil.' Ik wurm haar vingers om de ketting heen, zodat haar hand gesloten is. 'En als iemand je lastigvalt vanwege die ketting…'
'Dan hebben ze een probleem met jou?' maakt ze mijn zin af met een scheef lachje. Het klinkt bijna spottend. 'Je bent echt niet goed bij je hoofd.'
'Als je dat maar weet.' Ik stop een plukje van haar haren achter haar oor en druk een zachte kus tegen haar wang. 'Vooral als iemand aan mijn meisje komt.'
Haar mondhoek krult een beetje omhoog, ook al probeert ze dat te verbergen. Het is fijn dat ze zich steeds minder verzet tegen het feit - want dat is het nou eenmaal - dat ze van mij is.
'Weet je…' Ze bijt op haar lip en kijkt me vertwijfeld aan, alsof ze niet geheel zeker is over haar volgende woorden. 'Ik wilde er eigenlijk vanavond vandoor gaan, omdat ik… nou, ik wilde eigenlijk helemaal niet in je buurt zijn,' zegt ze vervolgens en er schiet direct een steek door mijn lichaam. Het is een soort mengeling tussen woede, pijn, verraad en… ik weet het niet. De neiging om haar pijn te doen dringt zich meteen weer aan me op. 'Vanwege vanmiddag. Ik was echt heel erg geschrokken… en nog steeds.' Ze zucht even, knijpt haar ogen dicht en schudt haar hoofd, alsof ze weer aan dat moment moet denken. 'Ik wil niet goedpraten wat je vanmiddag hebt gedaan, want daar walg ik echt van, maar vanavond…' Ze haalt haar schouders omhoog en er verschijnen kleine blosjes op haar wangen. Ze ziet er verlegen uit, als het jonge meisje dat ze overduidelijk nog steeds is. 'Ik heb nog nooit zo een fijne date gehad.'
Een date? Is dat wat dit was?
Mijn woede is meteen weer verdwenen en het maakt plaats voor een ander gevoel, al kan ik dat niet echt bestempelen. Ik denk dat ik het fijn vind om haar zo blij te zien, vanwege iets wat ik gedaan heb. 'We kunnen dit wel vaker doen,' besluit ik daarom te zeggen.
Er vormt zich een prachtige glimlach rond haar lippen, maar haar gezichtsuitdrukking betrekt meteen daarna ook weer. 'Ik hoop echt niet dat je me over een paar dagen zat bent.'
Ik schud mijn hoofd, omdat ik ervan overtuigd ben dat dat niet zal gebeuren. Natuurlijk kan ik dat helemaal niet zeker weten, maar op de een of andere manier voel ik dat gewoon of zo. 'Jij bent voor altijd.'
Ze grinnikt zachtjes, maar in haar ogen is een serieuze blik te zien. Ze slaat haar ogen neer en fluistert: 'Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd.’
Ik heb het ook nog nooit tegen iemand gezegd en ik weet ook niet wat het precies betekent.
Betekent dit dat ik nooit meer een andere vrouw zal willen, of daarnaar zal handelen? Vast niet. Dat kan ik mij in ieder geval niet voorstellen.
Betekent dit dat ik nooit zal toelaten dat Isabel met een andere man zal zijn? Vast en zeker. Die gedachte alleen al maakt me namelijk moordlustig.
Zij blijft voor altijd van mij en andersom… we zullen wel zien wat dat andersom betekent.
'Zullen we gaan?' stel ik voor en ik duw haar alvast overeind van mijn schoot. 'Ik heb zin om je helemaal wezenloos te neuken.'
'Dát heeft ook nog nooit iemand tegen me gezegd,' giechelt ze. 'Vooruit dan maar. Ik denk dat ik daar ook wel zin in heb.'

Ik bel een taxi om ons terug naar de haven te brengen en in de tussentijd houdt Isabel de hele tijd mijn hand vast. Ik hoop niet dat ze dat alleen maar doet, omdat ze een bepaalde vorm van veiligheid zoekt - vanwege die verdomde ketting - maar dat ze daadwerkelijk dicht in mijn buurt wil zijn.
'Jij hebt de hele tijd vragen aan mij gesteld, maar ik weet nog helemaal niets van jou,' zegt ze opeens, terwijl ik een vragende blik van haar krijg. Misschien is dit een goed teken, want ze heeft blijkbaar interesse in me, maar ik hou er nou eenmaal niet van om over mezelf te vertellen. Omdat er gewoonweg niet veel te vertellen valt. 'Ik wil ook weten wie jij bent.'
'Je weet wie ik ben.'
'Nou, echt niet!' roept ze verontwaardigd. 'Ik weet alleen dat je geen ouders hebt en dat er een of andere reusachtige, blonde kerel is die je zijn broer noemt. En daarnaast…' Ze pakt een pluk van haar haren tussen haar wijsvinger en duim en friemelt er nerveus aan. 'Ik eh… heb je paspoorten gevonden.'
Ze heeft dus in mijn spullen zitten rondneuzen. 'Je hebt dus niet bepaald respect voor mijn privacy,' mompel ik geërgerd.
'Privacy?!' Ze rukt boos haar hand los uit de mijne en zet een stap bij me vandaan. 'Ga je serieus over privacy beginnen, terwijl jij zonder pardon bij mij onder de douche stapt?!'
Ik haal mijn schouders op, want in mijn ogen is dat iets heel anders. Ik heb geen enkele keer in haar spullen gekeken en dat zou ik ook nooit doen, omdat ik haar privacy - wat dat betreft - respecteer.
'Nou, ik wil nu in ieder geval wel weten…' Ze heeft haar handen in haar zij geplaatst en loopt stampvoetend een paar passen heen en weer, voordat ze haar vraag stelt. Vervolgens kijkt ze boos naar me op, met dat vuur in haar ogen waar ik zo van hou. 'Is James je echte naam?'
'Dat ligt eraan hoe je het bekijkt.' Ik geef haar het meest eerlijke antwoord dat ik haar te bieden heb, maar het frustreert haar duidelijk alleen maar. Ik zie dat ze zich om wil draaien - waarschijnlijk om weg te lopen - dus ik grijp vlug haar pols vast en trek haar terug naar me toe. 'Dat ga ik je uitleggen.'
'Ik weet niet of ik het nog wel wil weten,' snauwt ze.
'Doe niet zo eigenwijs.' Ze is veel te nieuwsgierig om het niet te willen weten, maar haar eigenwijsheid staat haar weer eens in de weg. 'Ik weet niet met welke naam ik geboren ben, want zoals ik je al vertelde, heb ik geen idee wie mijn ouders zijn.'
Onze taxi stopt vlak voor ons op straat en ik trek Isabel nog wat dichter naar me toe, zodat ik haar zo meteen kan laten instappen.
'Ben je in een weeshuis opgegroeid?' vraagt ze, als ik het portier voor haar opentrek.
'Onder andere.' Ik duw haar richting de taxi en leg mijn hand op de achterzijde van haar hoofd, om haar te beschermen tijdens het instappen. 'Stap in.'
Ik geef aan de taxichauffeur door waar we naartoe moeten en word ondertussen de hele tijd aangestaard door twee nieuwsgierige - en vooral ongeduldige - amberkleurige ogen. 'Vertel nou verder,' jammert ze door me heen.
'Ik heb tot mijn zevende bij een vrouw gewoond die weeskinderen opving. We waren daar met zestien kinderen. Niet ideaal, want er was niet altijd genoeg eten, maar zonder Maya was ik waarschijnlijk niet eens één jaar oud geworden.'
'Maya?' Isabel kijkt me met grote ogen aan. 'Je hebt je hond naar haar vernoemd?'
'Ja.' Ik kan niet zo goed peilen of ze dat raar vindt, aangezien ze er verder niets over zegt. Het kan me ook niet zo heel veel schelen. 'In ieder geval… Ik had toen nog een andere naam, want Maya noemde me Jesús. Een achternaam had ik toen niet. In ieder geval niet dat ik me kan herinneren.'
'O…' Ze fronst haar wenkbrauwen en kijkt nadenkend richting haar handen, die ze op haar schoot heeft geplaatst. 'En waar ging je na je zevende heen?'
Ik twijfel of ik haar de waarheid wel moet vertellen en ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan, dat ik niet gewoon heb gezegd dat ik tot mijn tiende bij Maya heb gewoond. 'Een weeshuis,' lieg ik alsnog.
Ik wil haar niet vertellen dat ik, samen met de andere kinderen die Maya had opgevangen, door een Colombiaanse kartelleider werd meegenomen en werd ingezet voor zijn persoonlijke leger. Niet omdat het mij iets kan schelen, maar ik weet gewoon zeker dat zij die informatie niet kan verkroppen. Ik wil niet dat ze vanwege zoiets anders naar me gaat kijken.
'Stuurde Maya je naar een weeshuis?'
Nee, ze werd vermoord. 'Ze overleed plotseling, dus het was niet anders.'
'O, dat spijt me,' zegt ze zachtjes. 'Het klinkt alsof ze belangrijk voor je was.'
'Toen ik bijna elf was, werd ik geadopteerd door een Amerikaans echtpaar.' Ik praat bewust over haar opmerking heen, want ik wil er verder niets over kwijt. Natuurlijk was Maya belangrijk voor me, want ze kwam het dichtst bij een moeder voor mij. Ik heb dat echter nog nooit hardop tegen iemand uitgesproken. 'Zij noemden me James, omdat ze de naam Jesús niet mooi vonden of zo, weet ik veel. In ieder geval, toen werd ik James Cooper en die naam kwam in mijn paspoort te staan. Meestal geef ik dat door als mijn echte naam, maar of het mijn echte naam is… Dat ligt er dus aan hoe je het bekijkt.'
'Ik begrijp het.'
Ik denk niet dat ze het daadwerkelijk begrijpt, want ik heb haar de meest rooskleurige - en incomplete - versie van het verhaal verteld.
'En woonde die blonde reus daar ook?' vraagt ze dan. Ze heeft het over Niko en ik was even vergeten om hem mee te nemen in dit verhaal. 'Of waar heb je hem leren kennen?'
'Nee, ik heb Niko daarna pas leren kennen.'
Ik weet niet eens waarom ik hoopte dat ze genoegen zou nemen met dat antwoord, maar ze blijft me uiteraard met haar nieuwsgierige ogen aankijken.
'Mijn eh… pleegmoeder…' Ik noem haar liever niet zo, want ik kende haar tekort om haar de benaming moeder te geven. '… overleed plotseling en daardoor kwam ik weer terecht in een Amerikaans weeshuis.'
'Wat?' roept ze onthutst, alsof ze deze informatie al moeilijk vindt om te geloven. Ik ben nu nog opgeluchter dat ik haar de complete versie niet vertel. 'Jeetje, wat erg!'
'Daar heb ik Niko leren kennen.' Ik praat weer over haar opmerking heen, maar hoe moet ik daar ook in godsnaam op reageren? Het is helemaal niet erg, het is nou eenmaal mijn leven.
'Je bent wel veel mensen verloren,' concludeert ze zachtjes.
Voor mijn gevoel ben ik helemaal niemand verloren, want ik heb nooit iemand gehad.
'Maar waarom heb je dan zo veel paspoorten?'
Het stoort me dat ze hier naar vraagt, in het bijzijn van een taxichauffeur — ook al weet ik dat ik haar dat niet kwalijk kan nemen. 'Daarom,' is mijn korte, botte antwoord. 'Ik wil niet dat je daar vragen over stelt.'
Er komt een zachte o uit haar mond en ze blijft vervolgens stil. Ik heb al meteen het gevoel alsof ik beter niets had kunnen vertellen, want de fijne sfeer die er net nog tussen ons bestond, is compleet omgeslagen.
Voor mijn gevoel rijdt die taxichauffeur ook nog eens fucking langzaam en het lijkt wel een eeuwigheid te duren, voordat we bij de haven arriveren. 'Rijd eens door,' snauw ik naar de man in het Spaans.
Hij reageert met een kort, wuivend handgebaar en versnelt zijn tempo op geen enkele manier. Ik krijg het gevoel alsof hij dat met opzet doet, omdat ik naar hem snauwde. Het maakt me fucking chagrijnig, maar ik houd me in, om Isabel niet nog verder af te schrikken. Het duurt daarom nog een dik kwartier, voordat hij ons uiteindelijk afzet.
De ergernis binnenin mij stapelt zich meer en meer op, omdat ik gewoon zeker weet dat ik Isabel niets over mezelf had moeten vertellen. Haar reactie zegt voldoende — ondanks dat ze geen woord meer tegen me gezegd heeft.
'Jamie…' Ze strengelt plots haar vingers in de mijne, wanneer we over de kade teruglopen richting mijn boot. Ik onderdruk de neiging om haar uit zelfbescherming weg te duwen en houd haar hand daardoor nogal verstijfd vast. 'Ik ben blij dat je me iets over jezelf verteld hebt.'
Ik niet. 'Het zal wel,' mompel ik, omdat ik geen idee heb hoe ik hier anders op moet reageren. 'Kunnen we er nu over ophouden?'
We komen bij mijn boot aan en wat ik vervolgens zie, zorgt ervoor dat mijn adem volledig in mijn keel blijft vasthangen en al mijn spieren volledig onder spanning komen te staan. Intense woede pompt door mijn aderen en ik moet opletten dat ik Isabels hand niet volledig samenknijp.
'Tuurlijk, ik wilde alleen maar…' Isabel stopt midden in haar zin en ik hoor dat ze scherp en snel inademt. Vervolgens begint ze keihard te gillen, wat ik meteen demp door mijn hand over haar mond te plaatsen.
Kutzooi!
'Niet naar kijken.' Ik trek haar hoofd tegen mijn borstkas, zodat ik haar zicht wegneem van het afgrijselijke beeld dat voor onze neuzen te zien is. Mijn lichaam draai ik een kwartslag, zodat ze er ook geen glimp meer van op kan vangen. Zelf kan ik mijn ogen er helaas niet van afhouden.
Het levenloze lichaam van Maya bungelt aan een touw, dat vastgeknoopt is aan een reling op het bovenste dek. Haar tong hangt uit haar mond en haar poten hangen slap naar beneden. Om haar nek hangt een touw met een briefje, met in het Engels de tekst: Ik hoop dat ze het waard was.
'We gaan naar een hotel,' geef ik meteen aan. De enige reden waarom ik mijn kalmte weet te bewaren, is omdat ik Isabel niet nog meer wil traumatiseren. Haar hele lichaam trilt en ze maakt onregelmatige snikkende geluiden. 'Ik vraag wel of Niko dit opruimt.'
Eén ding weet ik zeker: de klootzak die dit op zijn geweten heeft, zal hiervoor boeten.