HOOFDSTUK 20

Isabel

Ik voel me ontzettend vreemd, alsof ik heel erg zenuwachtig ben, en ik weet niet goed wat ik nu moet doen. Toen ik zei dat hij me moest laten gaan, bracht hij daar niets tegenin. Hij zei slechts oké en liet me vervolgens met rust. Ik vraag me af of het hem überhaupt iets kon schelen.
Misschien hoopte ik op een andere reactie, aangezien ik die woorden ook alleen maar in een impulsieve, boze bui naar hem heb geroepen. Op dat moment meende ik het, maar nu… nu weet ik het niet meer.
Inmiddels zijn we al een tijdje geleden bij een haven gearriveerd en ik ben vrij om te gaan en staan waar ik maar wil. Dat wil zeggen: ik heb James horen vertrekken en ik ben op geen enkele manier vastgebonden of opgesloten.
Wil ik daadwerkelijk vertrekken?
Ik weet niet eens waarom ik zo twijfel, want James heeft wederom weer eens bewezen hoe gestoord hij is. Hij heeft zichzelf op geen enkele manier onder controle en als ik blijf, zou dat betekenen dat ik levensmoe ben.
Ik ga.
Verdomme, ik ga.
Ik raap voor de zoveelste keer deze week mijn spullen bij elkaar - deze keer neem ik wel mijn knalroze weekendtas mee - en loop naar boven. Wanneer ik door de kajuit loop, zoek ik onbewust en uit automatisme naar Maya. Het besef dat ze er niet meer is komt met een pijnlijke steek in mijn maag bij me binnen.
Voor een kort moment word ik overspoeld door twijfel en vraag ik me wederom af of ik dit daadwerkelijk wil doen. De gevoelens die ik inmiddels voor James heb ontwikkeld, zijn niet opeens helemaal verdwenen — daar zijn ze nou eenmaal te sterk voor. Toch moet ik op dit moment voor mezelf kiezen, want hier blijven kan bijna alleen maar leiden tot een slechte afloop.
Ik vang een glimp op van Niko - die buiten op het dek staat - en dat neemt het laatste restje twijfel bij me weg. No way, dat ik hier blijf als die engerd hier is. Hij is nog vele malen angstaanjagender dan James en hij jaagt me echt de stuipen op het lijf.
Ik weet dat hij me gezien heeft - want hij maakt een kleine, knikkende beweging met zijn hoofd - maar gelukkig maakt hij geen enkele aanstalten om naar me toe te komen.
Ik ga.
Ik loop naar buiten, maar word vervolgens meteen door verwarring in mijn gezicht geslagen. Ik had geen idee waar we naartoe gingen - en ik heb er ook niet naar gevraagd - maar dit was wel het laatste wat ik verwachtte.
De omgeving komt me maar al te bekend voor, want we zijn weer terug op de plek waar het allemaal begonnen is - in San Juan - en dat kan maar één ding betekenen. James weet dat Sebastian verantwoordelijk is voor de dood van Maya en hij is hier om wraak te nemen.
Fuck, fuck, fuck! Wat moet ik nu doen?
Moet ik wel iets doen?
Kan ik wel iets doen?
Ik loop doelloos door de straten van de stad waar ik acht maanden lang gewoond heb en probeer in mijn hoofd een soort plan te bedenken, al heb ik geen idee waarvoor of waarom precies. Ik kan hier echter niet voor eeuwig blijven ronddwalen, dus ik zal een knoop door moeten hakken over wat ik ga doen.
'Isabel?' hoor ik plots achter me. Ik verstijf, omdat ik in eerste instantie schrik. Ik had er namelijk niet op gerekend om bekenden tegen te komen. Het is een mannenstem, maar ik heb geen idee van wie. 'Ben jij dat?'
Ik draai mijn hoofd om en moet vervolgens diep graven in mijn geheugen. Voor mijn neus staat een man, van rond de dertig, met halflang, donker haar en een donkere stoppelbaard. Zijn bruine ogen zien er vriendelijk uit en lijken mee te lachen met zijn mond. 'Carlos?' vraag ik enigszins vertwijfeld en hij knikt, terwijl zijn glimlach zich nog meer verbreedt.
Carlos is een neef van Sebastian, die ik misschien twee of drie keer heb gezien in de tijd dat we samen waren. Ik kan me wel herinneren dat hij vriendelijk was — overdreven vriendelijk zelfs.
'Hallo schoonheid.' Hij pakt mijn rechterhand vast en drukt zijn lippen tegen de rug van mijn hand. De vorige keren begroette hij me ook op deze manier. 'Waarom zwerf jij hier in je eentje rond?'
Ik haal mijn schouders op en lach schaapachtig, omdat zijn vraag me eraan herinnert hoe kwetsbaar ik op dit moment ben. Ik zwerf hier inderdaad in mijn eentje rond, met een ketting van ongeveer acht miljoen dollar op zak.
'Sebastian heeft me verteld dat jullie uit elkaar zijn.' Hij werpt me een medelevende blik toe en klakt afkeurend met zijn tong tegen zijn gehemelte, terwijl hij zijn hoofd heen en weer schudt. 'Hij is echt behoorlijk dom, dat hij jou laat lopen. Ik denk dat die sukkel niet besefte dat hij goud in handen had.'
'Ja, ach…' Het verbaast me eerlijk gezegd hoe snel Sebastian zijn familie hier blijkbaar over op de hoogte heeft gebracht. We zijn pas een paar dagen uit elkaar. 'Het is nou eenmaal niet anders.'
'Hij is dom, echt waar.' Carlos tikt met het topje van zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd, om nogmaals te benadrukken hoe dom hij zijn neef vindt. 'Je bent helemaal hiernaartoe verhuisd voor hem en dan doet hij zoiets… ik begrijp het echt niet.'
Ik weet niet waarom, maar het doet me goed om dat te horen, al helemaal van iemand die redelijk dicht bij Sebastian staat. Ik vraag me namelijk al die tijd al af hoe ik zo dom kon zijn om voor hem hiernaartoe te verhuizen, maar Carlos laat me nu eigenlijk weten dat ík niet degene ben die dom was, maar Sebastian.
'Hé, luister,' Hij pakt mijn rechterhand weer vast, wat ik een beetje vreemd vind, maar ik zoek er verder niets achter. Carlos is nou eenmaal - denk ik - een handtastelijk persoon, zonder daar bijbedoelingen mee te hebben. 'Mag ik je trakteren op een drankje? Om enigszins mijn excuses aan te bieden voor de onbeschoftheid van mijn neef?'
'Ik eh…' Ik sta even met mijn mond vol tanden, want ik weet niet goed of ik me wel prettig voel bij dat gebaar. Waarschijnlijk probeert hij gewoon vriendelijk te zijn, maar toch vertrouw ik het niet helemaal.
De zon wordt plots geblokkeerd, omdat iets achter me is komen staan. Ik schrik me dood, wanneer ik mijn hoofd draai en Niko’s reusachtige verschijning zie. 'Hoi pop,' zegt hij doodnormaal, alsof we vrienden zijn of zo. Hij zet een stap naar voren en geeft een knikje richting Carlos. 'Wat is dit?'
'Wat?' Ik begrijp er helemaal niets van. Wat doet hij in godsnaam hier?
Carlos lacht een beetje nerveus, waarschijnlijk omdat degene voor zijn neus bijna drie koppen groter is dan hem. 'Isabel, ken jij deze… persoon?' Ik durf te wedden dat hij reus wilde zeggen, in plaats van persoon.
'Ik was eerst,' grijnst Niko. Een grijns ziet er bij hem echter behoorlijk beangstigend uit. 'Ik wil eerst weten wat dit is.' Hij draait zich om naar mij en herhaalt nogmaals: 'Wat is dit?'
'Hoezo wat is dit?' snauw ik terug. Ik ben opeens laaiend, omdat hij hier zomaar voor mijn neus staat. Ik weet heus wel dat hij dit niet uit eigen initiatief doet, dus ik ben ook woedend op James. 'Ik sta hier gewóón te praten met iemand die ik ken en jij denkt dat het oké is om mij lastig te vallen? Wie denk je wel niet dat je bent?!'
'Dus je kent hem?' vraagt hij, de rest van mijn tirade negerend. 'Wie is hij?'
'Dat gaat je verdomme niks aan!' Ik heb bijna de neiging om hem een duw te geven, maar mijn verstand roept me gelukkig nog net op tijd tot de orde.
'Ben jij Sebastian?' vraagt Niko vervolgens aan Carlos.
'Nee, nee…' Carlos houdt onschuldig zijn handen omhoog en lacht scheef, wat er behoorlijk ongemakkelijk uitziet. Hij is vast doodsbang voor Niko — wat ik wel begrijp. 'Ik zeg net nog tegen Isabel dat ik met haar te doen heb, vanwege Sebastian. Hij is een dwaas.'
'Ja, dus…' Ik zet een stap naar voren en steek mijn arm onder die van Carlos door. Wellicht een tikkeltje overdreven, maar ik ben echt helemaal klaar met Niko en ik wil uit zijn buurt. 'Als je ons wilt excuseren,' Ik breng mijn wenkbrauwen omhoog en werp Niko een vinnige blik toe. Het is vooral uit ongemak, om mezelf staande te houden, omdat hij mij nou eenmaal ook de stuipen op het lijf jaagt. 'wij gaan er vandoor. En ik wil dat je me met rust laat.'
Tot mijn verbazing zet hij een stap opzij en maakt hij zelfs - behoorlijk overdreven - een of ander hoffelijk gebaar met zijn hand. 'Zoals u wenst,' zegt hij spottend. Blijkbaar heeft hij nogal aparte humor — waar ik niets van begrijp. 'Ik maak mezelf wel onzichtbaar,' grinnikt hij zachtjes, als ik langs hem loop.
'Dat is onmogelijk,' mompel ik en ik trek Carlos snel met me mee richting de overkant van de straat, zo ver mogelijk bij Niko vandaan. 'Sorry daarvoor,' verontschuldig ik me meteen.
'Ik denk niet dat jij daar iets aan kon doen,' lacht Carlos vriendelijk, maar nog steeds een tikkeltje nerveus naar me. 'Dat was… apart.'
'Ja, inderdaad,' zucht ik, terwijl ik nog een blik achter me werp. Niko is opeens als sneeuw voor de zon verdwenen en ik frons mijn wenkbrauwen. Vreemd. 'Maar goed, zullen we dat drankje maar gaan doen?'
'Heel graag.' We slaan linksaf een straat in en Carlos brengt me vervolgens even tot stilstand. 'Kan ik je misschien helpen met het dragen van je tas? Hij ziet er zo zwaar uit en ik ben een echte gentleman…'
'Eh, nee… Dat hoeft niet, dankjewel.' Ik probeer niet meteen iets achter zijn vraag te zoeken - want misschien is hij daadwerkelijk zo vriendelijk - maar ik kan het onheuse gevoel niet helemaal van me afschudden.
'Geef nou maar gewoon, Isabel.' Carlos' toon verandert opeens, net als de blik in zijn vriendelijke bruine ogen — die opeens niet meer zo vriendelijk is. Zijn glimlach is opeens gemeen, bijna sinister en met zijn linkerhand haalt hij een knipmes tevoorschijn. 'Je denkt toch niet dat ik echt iets met je wilde gaan drinken?'
Wat de fuck? Hoe kan deze situatie binnen één seconde opeens zo gigantisch omslaan?
'Mijn mensenkennis is echt verschrikkelijk,' mompel ik, vooral tegen mezelf. Ik zet een stap naar achteren, maar die overbrugt Carlos meteen door een grotere stap naar voren te zetten. De vlijmscherpe punt van zijn mes wijst dreigend in mijn richting. 'Waarom doe je dit?'
Ik kan zelf wel raden waarom hij dit doet - vanwege die verdomde diamant - maar ik wil het uit zijn mond horen.
'Je bent nog dommer dan ik dacht,' krijg ik als antwoord. 'Je hebt iets wat ik graag wil hebben en ik vermoed dat ik het in die tas ga vinden. Dus geef op!'
Misschien zou ik hem nu mijn tas moeten overhandigen, want zelfs een diamant van acht miljoen dollar is het niet waard om een mes in je lichaam gestoken te krijgen. Mijn hand klemt zich echter steviger om de hendel van mijn tas heen en ik schud mijn hoofd.
'Goh, dat duurde ook niet lang,' klinkt het opeens achter ons met een Russisch accent.
Carlos grijpt meteen mijn shirt vast en trekt me in een ruk naar zich toe, met mijn rug tegen zijn bovenlichaam en de punt van zijn mes tegen mijn keel gedrukt. 'Jij weer,' sist Carlos naar Niko. 'Rot op, of ze gaat eraan!'
Mijn ademhaling versnelt, mijn ogen worden groter en ik kijk angstig naar Niko, die er gezien de situatie belachelijk kalm bij staat, met zijn armen over elkaar geslagen en die belachelijke grijns op zijn gezicht. 'Ja, oké,' zegt hij met een ophaal van zijn schouders. 'Doe maar.'
Wat?! Gaat hij niets doen om mij te redden of zo?
'Denk je dat ik een fucking grap maak?' tiert Carlos en ik voel dat hij de druk van het mes op mijn keel verhoogt. Er rolt een traan over mijn wang, die ik niet langer kan bedwingen.
'Ik dacht inderdaad dat we dat aan het doen waren.' Niko begint ongepast te lachen. Zo uitbundig dat zijn hele lijf mee schokt. Vervolgens stopt hij vanuit het niets en heeft hij een bloedserieuze uitdrukking op zijn gezicht. Hij is echt nog gestoorder dan ik al dacht. 'Ik geef je een laatste kans om haar los te laten en dat laat ik je héél misschien hier weglopen.'
Carlos slaakt een klein, spottend lachje. 'Natuurlijk, vriend.'
'Vriend?' grinnikt Niko hoofdschuddend. 'Zie je nou wel dat je grappig bent.'
'Rot je nog op, of wil je serieus toekijken hoe ik haar keel doorsnijd?' snauwt Carlos, die zijn geduld duidelijk verloren is. Ik voel dat de punt van het mes nu echt in mijn vlees drukt.
Niko zucht en haalt zijn schouders nogmaals op. 'Oké, ik hoop dat je er klaar voor bent.’
'Voor wat?' Dat zijn Carlos zijn laatste woorden.
'Om dood te gaan,' grijnst Niko en vervolgens hoor ik achter me een geluid - absoluut niet wat ik me zou voorstellen bij een geweerschot - waarna Carlos' lichaam binnen één tel verslapt en naast me als pudding op de grond zakt.
Mijn hoofd draait automatisch richting de plek waar Carlos ligt, maar mijn zicht wordt geblokkeerd door iemand die voor me komt staan en mijn bovenarm vastpakt. 'Niet naar kijken.'
Ik adem haperend in en voel dat mijn knieën hevig beginnen te knikken, alsof ik elk moment naast Carlos op de grond kan zakken. Mijn brein lijkt nog niet helemaal te beseffen wat er allemaal aan de hand is.
'Kijk me eens aan.' Ik voel een hand die mijn wang omsluit en mijn ogen kijken vervolgens recht in de lichtgroene ogen van James. Hij is hier. Ik lijk langzaam maar zeker te ontwaken uit de soort roes waar ik in zit. 'Je bent oké.'
Ik knik beduusd, want het lukt me niet om een geluid te produceren.
'We moeten hier weg.'
Ik hoor het hem zeggen, maar mijn benen lijken niet mee te willen werken. Mijn hele lichaam lijkt bevroren te zijn, zowel mijn stem als mijn spieren.
Ik word opgetild en hang een kort moment later slapjes tegen het lichaam van James aan, die me de straat uitdraagt. Mijn blik gaat vervolgens - tegen beter weten in - naar achteren en er schiet direct een ijskoude rilling door mijn hele lichaam. Mijn maag knijpt samen en een paar seconden lang voelt het alsof ik stik.
Het lichaam van Carlos ligt in een onnatuurlijke positie, doodstil op de grond en uit zijn hoofd stroomt een flinke plas bloed.
Holy shit, hij heeft hem gewoon vermoord.