HOOFDSTUK 23

James

De volgende ochtend word ik gewekt door het kriebelen van Isabels oranje haren in mijn gezicht, die heerlijk naar een vleugje perzik ruiken. Haar naakte bovenlichaam en linkerbeen liggen over mijn lichaam en ondanks dat ik het bloedheet heb, wil ik haar absoluut niet verplaatsen.
Ze hoort hier — zo dicht mogelijk in mijn buurt.
Ondanks dat ik haar pas een paar dagen ken, zou ik me nu al geen leven zonder haar meer kunnen voorstellen. Nog nooit eerder in mijn leven heb ik iemand ontmoet die me zoveel dingen tegelijkertijd laat voelen.
Ik kan haar haten en liefhebben op hetzelfde moment. Ik wil haar pijn doen, maar tegelijkertijd word ik moordlustig als iemand anders haar ook maar met één vinger aanraakt. Ik wil haar zien huilen, maar tegelijkertijd de persoon zijn die haar tranen weer wegkust.
Het is fucking verwarrend, maar ook op een bizarre manier heerlijk.
'Kijk jij naar mij, terwijl ik slaap?' mompelt ze bijna onverstaanbaar, terwijl ze haar gezicht wegdraait en verbergt tegen mijn schouder. 'Dat is echt creepy.'
'Ik kijk nou eenmaal graag naar je,' geef ik toe. Ik strijk mijn vingers door haar haren en streel vervolgens over haar blote onderrug. Ik kan wel uren zo blijven liggen, maar dat kan ik niet maken tegenover Niko. 'Ik moet zo naar boven, zodat Niko ook even kan slapen.'
'Hm-mpf,' kreunt ze protesterend. 'Ik wil nog niet opstaan.'
Ik druk mijn lippen tegen haar slaap en beweeg mijn lichaam voorzichtig onder dat van haar vandaan. 'Je hoeft niet met me mee te gaan.'
'Jawel…' geeuwt ze en ze strekt haar armen boven haar hoofd uit. Ze heft haar hoofd en kijkt me met een slaperige blik aan. 'Ik wil optimaal gebruik maken van die vierentwintig uur.'
Volgens mij wil ze het gewoon optimaal testen, om te kijken of we daadwerkelijk een dag door kunnen zonder ruzie te maken. Waarschijnlijk gaat ze vandaag nog wel een aantal keer het bloed onder mijn nagels vandaan halen, maar dat is prima. Ik hoef het haar natuurlijk ook niet gemakkelijk te maken — als ze het zo wil spelen.
Ik loop richting mijn kledingkast en gris er wat kleding uit. Isabel ziet eruit alsof ze elk moment weer in slaap kan vallen, dus ik gooi een trui in haar richting. Het kledingstuk belandt vol tegen haar hoofd. 'In dat geval mag jij ontbijt maken.’
Ik verwacht gevloek, op zijn minst commentaar, maar ze steekt haar duim omhoog - met mijn trui nog steeds op haar hoofd - en mompelt: 'Ay ay kapitein.'

Een kleine twintig minuten later komt ze het bovenste dek opgelopen, in de donkergroene trui die ik eerder naar haar hoofd had gegooid. In haar handen houdt ze een bord en een mok vast, van beiden rijst een warme, dampende lucht omhoog.
Ik ben verbaasd.
'Ha! Jij dacht vast dat ik niet kon koken,' grijnst ze, als ze me vol trots een bord gevuld met roerei en bacon overhandigt. Het is niet dat ik een ei bakken beschouw als koken, maar het overtreft wel mijn verwachtingen dat ze iets van vlees voor me klaar heeft gemaakt. 'Of dat ik niet wist hoe je je koffie drinkt.'
Ik proef na een slok al meteen dat de koffie behoorlijk slap is, maar dat houd ik maar voor me. Het is duidelijk dat ze haar best heeft gedaan en nu ze zo in haar nopjes is, durf ik het niet eens aan om ook maar een minuscuul kritiekpunt te leveren.
'Dankjewel, schatje.' Ik zet de mok koffie opzij - want die troep gaat gegarandeerd mijn eetlust bederven als ik die nu opdrink - en trek haar op mijn schoot. Misschien is het niet heel slim - ik heb het ei immers nog niet geproefd - om vervolgens te zeggen: 'Dat mag je vanaf nu elke dag doen.'
Ze grinnikt zachtjes en stopt haar handen in het grote voorvak van de trui, duidelijk afwachtend tot ik een hap ga proeven. Gelukkig heb ik al heel wat smerige dingen in mijn leven gegeten, dus als het echt niet te vreten is, zal ze dat vast niet aan me merken.
'O, dat is eigenlijk best lekker.' Het is niet gelogen, want dit zou ik daadwerkelijk wel elke ochtend kunnen eten.
Ik krijg meteen een beledigde stomp tegen mijn schouder. 'Jij dacht dat het goor zou zijn!'
'Nee,' lieg ik, terwijl ik nog een hap naar binnen werk. 'Ik zeg gewoon dat het lekker is.'
'Ik kan heus wel koken, hoor…' Aan haar toon hoor ik duidelijk dat ze nog steeds beledigd is. Aan de manier waarop ze haar neus een klein beetje omhoog gooit is het ook duidelijk te zien. Ik vind het eigenlijk wel schattig. 'En ik ben niet al mijn hele leven vegetariër, dus ik kan ook wel vlees bereiden.'
Ik werk nog wat happen weg, waardoor inmiddels alweer de helft van mijn bord leeg is. Dit smaakt echt verdomde goed. ’Sinds wanneer eet je eigenlijk geen vlees meer?'
'Sinds eh…' Ze wiebelt een beetje heen en weer op mijn schoot, alsof ze zich opeens ongemakkelijk voelt. 'Sebastian was… of is vegetariër, dus ik eh…'
'Aha.' Ik kan de afkeer in mijn stem niet verbergen — ik doe er ook niet echt mijn best voor. Ik vond het geen moment erg dat ze vegetariër is, want eigenlijk vond ik het wel mooi dat ze bepaalde principes heeft of zo. Maar nu ik dit weet… 'Waarom eet je nu nog steeds geen vlees dan?'
'Hoezo?!' Ze is wederom beledigd. Op deze manier wordt het voor haar nog een ontzettend lange dag. 'Ik vind het zelf fijn, ík wil dit… en dat heeft niets met Sebastian te maken.'
Ik denk dat ze nu gewoon eigenwijs wil zijn, puur en alleen omdat ik ernaar gevraagd heb. Ik ben echter niet van plan om erover door te gaan, want ze moet het ook zelf weten. Ik eet daarom zwijgend mijn bord leeg en gelukkig houdt zij ook haar mond, ook al zie ik dat het haar heel veel moeite kost.
'Wat ga je eigenlijk met hem doen?' vraagt ze even later met een zachte stem. Ze kijkt me vanuit haar ooghoeken aan, alsof ze me niet recht in mijn ogen aan durft te kijken. 'Met Sebastian, bedoel ik.'
Ik adem diep en langzaam in, omdat ik het hier eigenlijk niet met haar over wil hebben. Ze is bijna een jaar lang met die klootzak samen geweest en daarnaast is zij niet gewelddadig, dus ik denk niet dat ze het leuk gaat vinden om de waarheid te horen. Toch wil ik ook niet tegen haar liegen. 'Hij is te ver gegaan. Dus hij moet boeten voor wat hij gedaan heeft.'
'O,' is het enige wat ze zegt.
'Vind je dat erg?' Haar antwoord zal me niet tegenhouden, maar ik ben wel nieuwsgierig hoe zij hierin staat.
'Ja, natuurlijk.' Ze bijt op haar lip en draait haar hoofd opzij, zodat ze de andere kant op kijkt en richting de zee tuurt. 'Ik ben niet zoals jij.' Het klinkt als een belediging of als verwijt, maar zo vat ik het niet op. Het is juist een fucking goed iets, dat zij niet zoals mij is. 'Weet je… ik wil niet goedpraten wat Sebastian mij geflikt heeft, maar ik denk echt niet dat hij een slecht mens is. Ik kan me dat gewoon niet voorstellen.'
Ze kan zich niet voorstellen dat ze zo lang met iemand samen is geweest, zonder te weten hoe hij in elkaar zat. Dat zijn twee heel verschillende dingen. 'Hij heeft niet alleen jou iets geflikt, Isabel. Hij heeft mijn hond vermoord.'
Wat hij Isabel heeft geflikt is al niet goed te praten, maar daar had ik hem nog wel mee weg laten komen — omdat zij dat zo zou willen. Nu is hij echter veel te ver gegaan en deze actie was persoonlijk op mij gericht. Dit staat los van Isabel, ook al heeft het tegelijkertijd alles met haar te maken.
'Ja, dat weet ik ook wel, maar ik…' Ze ademt diep, bijna zuchtend in en haalt haar schouders op. Haar blik is een beetje triestig en dat stoort me, omdat ik weet dat het door Sebastian komt. Ze maakt zich zorgen over die klootzak en dat zou niet zo moeten zijn. 'Ik vind het gewoon lastig.'
'Misschien moeten we het hier niet meer over hebben,' stel ik voor en ik trek haar wat dichter tegen me aan. Ze sluit haar ogen en laat haar hoofd moedeloos tegen mijn schouder rusten. Volgens mij zie ik zelfs een traan uit haar ooghoek rollen, maar ik kan het niet opbrengen om daarop te reageren. Ik kan haar niet troosten vanwege hem. 'Het verandert niets aan de situatie en ik wil niet dat jij je hier rot over voelt.'
'Ja,' zegt ze zachtjes. Verdomme, nu is ze gewoon aan het huilen vanwege die klootzak. Het maakt me pisnijdig. 'Toch hoop ik dat je besluit nog niet helemaal vast staat.'
Er zijn wel duizend dingen die ik nu zou willen zeggen, maar het heeft geen zin, dus ik klem mijn kaken stijf op elkaar en slik mijn woorden in. We gaan het hier nooit over eens worden en dat weet zij net zo goed als ik.
Er valt een redelijk ongemakkelijk stilte, waarin we beide niet uitspreken wat in onze gedachten zit, totdat Isabel opeens voorzichtig vraagt: 'Hoe ben je eigenlijk zo geworden?'
'Een moordenaar?' Door mijn zojuist verslechterde humeur ben ik wellicht iets te direct, maar het is nou eenmaal waar ze op doelt — ook al zal zij het niet zo letterlijk benoemen. 'Ik heb waarschijnlijk geen geweten.'
'Dat geloof ik niet.' Ze schudt haar hoofd en kijkt me bijna wanhopig aan, alsof ze me smeekt om die woorden terug te nemen. 'Je zat ermee, toen je deze week onder het bloed binnen kwam lopen. Dat kan niet, als je daadwerkelijk geen geweten hebt.'
'Dat kwam doordat…' Ik val even stil, omdat ik niet goed weet of ik haar dit wel moet vertellen. Het is namelijk onmogelijk om dit goed te praten. 'Daar was een kind bij betrokken.'
Het blijft stil, op een haperende inademing van Isabel na.
'Er was een jongen van dertien, of veertien… ik weet het niet precies, maar hij was overduidelijk nog een kind. Hij richtte een pistool op me en ik… ik moest wel. Maar tegelijkertijd moest ik niets. Ik vond mijn eigen leven blijkbaar belangrijker dan dat…'
'Stop,' onderbreekt ze me. Ze houdt haar rechterhand omhoog en ik zie dat ze een paar keer moet slikken, voordat ze verder kan praten. Voor heel even denk ik dat ze dat doet, omdat ze van me walgt en er geen woord meer over wil horen, maar dan zegt ze: 'Het was zelfverdediging.'
'Dat is het echt niet altijd, Isabel.' Ik wil niet dat ze het goedpraat, want dat verdien ik niet. Ik ben geen goed mens en ik wil dat zij zich daar bewust van is; vooral voor haar eigen welzijn.
'Dat weet ik. Soms is het wraak, of niet?'
Ik denk dat ze nu op Sebastian doelt, maar ze vergeet dat dat in eerste instantie is begonnen als een klus. Ik hoefde Sebastian niet per se te vermoorden, maar het was ook niet erg als het wel gebeurde. Dat zou als nevenschade beschouwd worden en dat hoort bij het werk. In veel gevallen is dat zelfs mijn werk. ’Ja, of omdat ik er voor betaald krijg.’
Haar blik wordt opeens wat triester, omdat ze nu pas lijkt te beseffen hoe de vork in de steel zit. Ze zakt een beetje in elkaar, al ben ik blij dat ze niet meteen van mijn schoot kruipt. 'Je krijgt betaald om iemand te vermoorden?’
Ik knik en zeg verder niets, omdat ik dit helaas ook niet mooier in kan pakken dan wat het nou eenmaal is.
Ze wrijft met haar handen over haar gezicht en blijft vervolgens zwijgend zitten, haar ogen met haar handen bedekkend. Het lijkt er niet op dat ze huilt, maar ik weet ook niet goed wat ze wel aan het doen is. 'Hoe zie jij je toekomst eigenlijk voor je?'
'Mijn toekomst?' Ik lach, maar het is een behoorlijk verwrongen lach. Niemand vraagt mij ooit naar mijn toekomst - al mijn hele leven niet - omdat waarschijnlijk iedereen ervan uitgaat dat ik die niet heb. 'Daar denk ik niet echt over na, Isabel.'
'Wil je dit voor de rest van je leven blijven doen?' De wanhoop in haar ogen is duidelijk zichtbaar, want ze hoopt op een bepaald antwoord. Ik weet alleen niet of ik haar dat wel kan geven, zonder dat ik tegen haar lieg.
Eerlijk gezegd ging ik er nooit vanuit dat ik oud zou worden. Het is een wonder dat ik de vijfentwintig gepasseerd ben en voor mijn gevoel zit ik nu al in mijn bonustijd. Het meest plausibele scenario zou zijn dat ik tijdens mijn werk zou sterven en nooit de kans had gekregen om iets anders met mijn leven te doen. Ik heb daarom nooit de moeite genomen om erover na te denken. Waarom zou ik?
'Ik eh… ik weet het niet,' antwoord ik, omdat ik het daadwerkelijk niet weet. 'Ik heb het geld niet meer nodig of zo, maar ik… ik weet het niet.'
'Zou je…' Ze twijfelt even en de blik die ik van haar krijg is bloedserieus en doodsbang. Volgens mij heb ik haar nog niet eerder zo naar me zien kijken. 'Zou je voor mij overwegen om ermee te stoppen?'
'Ik…' Fuck. Die vraag overdondert me behoorlijk, want ik weet niet of ik dat zomaar kan. Mijn keel blokkeert en ik krijg er geen enkel woord meer uit, ook al zie ik dat dat haar behoorlijk kwetst.
Voor haar gevoel wijs ik haar nu vast alweer af.
'Laat maar,' mompelt ze. 'Het was een stomme vraag…'
Dat was het helemaal niet, want ze heeft geen idee hoe fucking veel ze voor me betekent. Het lukt me gewoon niet om haar dat met mijn woorden duidelijk te maken, dus ik zal een andere manier moeten vinden.