HOOFDSTUK 24

Isabel

Mijn tong glijdt langs het koude softijsje, terwijl mijn blik langs alle wanden gaat waar allerlei verschillende tekeningen ophangen. Het is hier bloedheet, maar gelukkig hangt er aan het plafond een waaier — al heeft die niet heel veel effect.
'Weet je het wel zeker?' vraag ik aan James. Als ik mijn hoofd draai, zie ik dat hij net op dat moment zijn shirt uittrekt. Ik kan er niets aan doen, maar ik begin nog steeds elke keer te kwijlen als ik zijn lichaam zie. 'Ik vind het nogal wat…'
Volgens mij ben ik zenuwachtiger dan hij, terwijl hij op het punt staat om een tatoeage op zijn lichaam te laten zetten. Hij haalt slechts nonchalant zijn schouders op als antwoord en werpt vervolgens een geërgerde blik op mijn ijsje. 'Je bent aan het knoeien.'
Mijn ijs smelt sneller dan dat ik het opeet, waardoor mijn vingers inmiddels volledig onder de witte roomvlekken zitten. Ik zie dat er ook al een paar druppels op de vloer zijn beland en ik lach schaapachtig. 'Oepsie.'
'Je bent soms echt net een klein kind.' Hij pakt mijn pols vast en trekt mijn softijsje uit mijn hand, waarna hij zowat de helft van mijn ijsje in één keer opslurpt. Vervolgens likt hij een voor een mijn vingers af, op een manier die mijn onderbuik laat kriebelen. 'En nou snel opeten, want je zet me voor schut.'
Ik krijg het ijsje weer terug in mijn hand geduwd. 'Misschien moet je er dan nog eerst wat beter over nadenken, voordat je mijn naam op je lichaam laat vereeuwigen.'
'Wil je niet dat ik het doe?'
Ik vraag me af of mijn antwoord hem nog kan beïnvloeden, want volgens mij is hij behoorlijk zeker van zijn zaak. Ik ben dat niet, want… hallo, hij gaat míjn naam op zijn lichaam laten tatoeëren. Enerzijds voel ik me wel vereerd, maar tegelijkertijd vind ik het ook gewoon gek.
'Ik ben bang dat je er spijt van gaat krijgen,' geef ik eerlijk toe. De kans dat hij er spijt van krijgt is nou eenmaal gigantisch, aangezien we elkaar pas een paar dagen kennen.
Wie doet nou zoiets?
'Ik krijg er geen spijt van.' Hij klinkt nog steeds heel zeker van zijn zaak. Dat stelt me wel enigszins gerust, maar nog steeds spookt er een twijfel door mijn hoofd. 'Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik dat ijsje voor je gekocht heb.'
Ik rol met mijn ogen en lik nog maar eens een keer aan het smeltende roomijs. 'Waar ga je hem laten zetten?'
'Hier…' Hij tekent met zijn wijsvinger een rondje op een plek in zijn linkerzij die nog niet bedekt is met andere tatoeages. 'Dichtbij mijn hart.'
'O…' is het enige dat ik uit kan brengen. Niet alleen mijn ijsje smelt op dit moment, maar ikzelf ook. Mijn wangen gloeien, mijn buik kriebelt en de drang om hem te zoenen is zo groot, dat ik het niet kan weerstaan. Ik snel daarom ook op hem af en spring zowat in zijn armen, om mijn lippen tegen zijn wang te drukken. 'Dat is eigenlijk… best wel romantisch.'
'Dat was ook de bedoeling,' fluistert hij in mijn oor.
Zijn woorden nemen mijn laatste restje twijfel weg en zorgen er zelfs voor dat ik een impulsief idee krijg. 'Ik wil er ook eentje,' flap ik eruit. 'Vind je dat goed?'
Ik verbaas hem overduidelijk en ik kan niet peilen of hij het wel een goed idee vindt. Het is ook niet zo dat ik zijn toestemming nodig heb, maar ik zou het wel fijn vinden als hij het op zijn minst een leuk idee vindt. 'Ja, eh… het is jouw lichaam.'
'Dus nu is het opeens wel míjn lichaam?' plaag ik hem. 'In dat geval wil ik Sebastians naam hier…' Ik draai me om en druk het puntje van mijn wijsvinger tegen mijn bil. Ik kan zijn gezichtsuitdrukking niet zien, maar aan zijn bijna grommende ademhaling hoor ik dat hij dit grapje absoluut niet kan waarderen. 'Of wil je liever dat ik jouw naam daar laat zetten?'
Hij grijpt mijn paardenstaart vast in zijn vuist en rukt mijn hoofd een stuk naar achteren, zodat mijn gezicht zich vlak naast de zijne bevindt. 'Je laat helemaal niemands naam op die plek zetten. Ik wil niet dat je je kont verminkt met een fucking tatoeage.’
Ik begrijp niet waarom hij het verminking noemt, aangezien zijn hele bovenlichaam zowat onder de inkt zit. Zijn terminologie brengt me echter wel op een idee, voor de perfecte plek voor mijn nieuwe tattoo.

Onze vierentwintig-uur-geen-ruzie-dag zit er bijna op en gek genoeg hebben we het overleefd, zonder echt ruzie te maken. Ik had eerlijk gezegd niet verwacht dat het mogelijk zou zijn, maar ik ben aangenaam verrast.
Nadat we beiden een tatoeage hebben laten zetten, zijn we gaan uiteten in het centrum van Havana. De locatie was niet te vergelijken met het prachtige strand waar we gedineerd hebben in de Dominicaanse Republiek, maar het is ook fijn om samen onder de mensen te zijn. Toen ik met Sebastian samen was, kreeg ik soms namelijk het gevoel alsof hij zich voor me schaamde. James geeft me dat gevoel absoluut niet — het lijkt er eerder op dat hij met me pronkt.
'Vandaag was een fijne dag,' zucht ik en ik laat mijn hoofd tegen zijn bovenlichaam rusten, terwijl we door de straten van Havana slenteren. Zijn arm is over mijn schouders gedrapeerd en voelt zwaar aan, maar alsnog geniet ik van het gevoel van onze huid die elkaar raakt. 'Misschien moeten we dit vaker doen. Geen ruzie maken…'
'Hm-hm,' humt hij instemmend, al klinkt het allesbehalve overtuigend. Ik hoor dat hij tegelijkertijd zachtjes grinnikt. 'Eerlijk gezegd kan ik niet wachten om je weer boos te zien.'
'Wat?!' Ik kijk hem ongelovig aan, omdat ik me niet kan voorstellen dat hij dat daadwerkelijk meent. Mijn temperament wordt namelijk altijd bij mijn negatieve eigenschappen ingedeeld en ik heb nog nooit eerder gehoord dat iemand me graag boos ziet.
'Je bent fucking sexy als je boos bent. Je ogen lijken dan vuur te spuwen en worden net zo fel als je haarkleur.' Hij streelt met zijn duim langs mijn jukbeen, vlak onder mijn oog. Zijn lichte ogen kijken recht in de mijne en zorgen ervoor dat er een kleine blos op mijn wangen ontstaat. 'En je bleke huid licht rood op, alsof je in brand staat. Ik hou ervan hoe je dan tegenstribbelt, ondanks dat je geen enkele kans maakt.'
'Je vindt het gewoon leuk om me weerloos te zien,' murmel ik.
'Nee, ik vind het leuk om te zien hoe onbevreesd je bent.'
'Echt?' Die tegenreactie zorgt voor een glimlach op mijn gezicht. Hij zegt allemaal dingen tegen me die ik nog nooit eerder heb gehoord, waardoor mijn verliefdheid voor hem met de seconde lijkt te groeien. ’Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd.'
'Verander dat nooit, oké?'
Ik knik en druk vervolgens mijn lippen ruw tegen de zijne, als blijk van mijn waardering voor alles wat hij tegen me zegt. Nog nooit eerder heb ik me zo gewild en gewaardeerd gevoeld door iemand, alsof ik genoeg ben en niet hoef te veranderen.
'Laten we gaan,' stel ik voor, zodra ik mijn mond van hem losmaak. 'We zijn nu wel weer lang genoeg lief tegen elkaar geweest.' Ik draai mijn hoofd om en vang vervolgens een glimp van een bekend gezicht op, al weet ik niet zeker of ik het mij niet inbeeld. 'Sebastian?'
'Wat?'
Mijn ogen gaan zoekend door de menigte mensen die aan de overkant van de straat lopen, op de plek waar ik zojuist Sebastian zag staan. 'Ik dacht dat ik hem zag…'
James’ blik volgt meteen de mijne, richting de overkant van de straat. Hij recht zijn rug en lijkt opeens hyperalert, als een roofdier dat zijn prooi heeft geroken en klaar is om elk moment aan te vallen. 'Weet je het zeker?'
'Nee.' Ik schud mijn hoofd en bijt op mijn lip, terwijl mijn ogen naar hem op zoek blijven. Ik durf niet toe te geven dat ik het eigenlijk vrijwel zeker weet - of ik moet al aan het hallucineren zijn - want zijn ogen keken recht in de mijne. Het lijkt alsof hij naar ons stond te kijken, met een gezichtsuitdrukking vol walging.
De reactie van James zorgt er echter voor dat ik niet vol overtuiging wil zeggen dat hij daar stond. Ik ben namelijk bang dat hij dan achter hem aan zal gaan, met alle gevolgen van dien.
'Ik heb me vast vergist,' besluit ik daarom maar te zeggen. 'Zullen we gaan?'
Zijn blik blijft op de overkant van de straat gericht - op de plek waar Sebastian zojuist nog stond - en ik krijg een afwezig, weinig overtuigend knikje van hem. 'Ja, laten we gaan.'

De terugweg naar de haven verloopt in stilte en ik merk dat James steeds meer gespannen raakt. Zijn arm ligt nog steeds op mijn schouders, maar hij voelt nog zwaarder dan eerst. Ook zijn humeur is tot beneden het dieptepunt gedaald. Ik weet dat het komt doordat ik Sebastians naam eruit heb geflapt en ik vervloek mijn impulsiviteit op dit moment.
Ik voel me op een bepaalde manier schuldig en ik wil niet dat deze heerlijke dag op deze manier gaat eindigen. Daarom schop ik mijn sneakers uit, zodra we zijn boot betreden en ik Niko nergens zie. Ik trek mijn jurkje in één beweging over mijn hoofd uit en loop meteen door richting de eettafel. Ondertussen maak ik de sluiting van mijn bh open, zodat ik alleen nog maar mijn slipje draag.
'Bind me vast,' eis ik, terwijl ik mijn naakte bovenlichaam voorover op het koude blad van de eettafel laat zakken en mijn polsen achter mijn rug bij elkaar houd. Zowel spanning als opwinding stromen door mijn lichaam, omdat ik nerveus ben voor hoe hij gaat reageren. Misschien ben ik ook wel nerveus voor hoe ikzelf ga reageren, omdat dit anders is dan de vorige keer; mijn gemoedstoestand is deze keer anders. Ik wil echter onbevreesd zijn, na wat hij vanavond tegen me heeft gezegd. 'Ik verdien straf.'
'Hou op.' Hij wijst me af. Dat doet zoveel meer pijn dan wanneer hij me zou slaan. 'Ik kan je niet vastbinden, want je hebt net een nieuwe tattoo op je pols.' Ik baal nu al dat ik de letter J op mijn pols - over enkele van mijn littekens - heb laten tatoeëren. 'En je verdient helemaal geen straf.'
'Wel,' houd ik vol. 'Ik heb je humeur verpest.'
'Isabel…'
'Alsjeblieft,' smeek ik. 'Sla me.'
Ik wil dit, omdat ik denk dat hij het wil — en het misschien zelfs nodig heeft. De vorige keer heb ik het echter verpest door hoe ik achteraf gereageerd heb. Ik schaamde me te zeer voor mijn reactie op dat moment en het was gemakkelijker om hem alles kwalijk te nemen, dan om toe te geven dat ik er stiekem van genoten had.
'Ik zal me niet meer snijden,' flap ik eruit, zonder verder na te denken over wat ik hem daadwerkelijk beloof. Ik weet niet eens of ik dat wel kan waarmaken. De spanning in mijn lichaam neemt meteen toe en mijn hartslag verhoogt, alleen al door deze woorden uit te spreken.
'Beloof je dat?'
Mijn hoofd knikt automatisch, omdat ik op dit moment meer verlang naar een voldoening op korte termijn, dan dat ik nadenk over wat dit op de lange termijn zal betekenen. Het voelt alsof mijn lichaam op ontploffen staat en ik wil nu zelfs niets liever dan de snijdende pijn van zijn riem in mijn huid voelen. 'Alsjeblieft, Jamie…'
'Leg je handen op de tafel.' Ik doe wat hij zegt en plaats mijn handen vlak op het tafelblad, aan beide zijden naast mijn hoofd. Ik hoor ondertussen het metaal van de gesp van zijn riem. Ik sluit mijn ogen en adem diep en haperend in, terwijl ik mijn uiterste best doe om mijn lichaam enigszins te ontspannen. 'Je gaat me niet smeken om te stoppen en je neemt me achteraf niets kwalijk!'
'Nee,' piep ik met een gejaagde ademhaling. De twijfel slaat opeens toe, maar alsnog hijg ik: 'Ik wil dit…'
Mijn slipje wordt naar beneden getrokken en ik adem nogmaals diep in. Het lukt echter niet, want ik ben te nerveus om diep in te ademen. Mijn hartslag slaat tegen mijn keel en angstzweet bevochtigt mijn gehele handpalmen, waardoor ik geen enkele grip op het tafelblad heb.
De eerste klap doet pijn, zo enorm veel pijn dat ik het bijna uitschreeuw en alle spieren in mijn lichaam aanspan. Ik weet me echter in te houden en er komt slechts een gesmoord, piepend geluidje uit mijn keel.
Bij de tweede klap springen de tranen uit mijn dichtgeknepen ogen, waardoor mijn wangen zeiknat worden. De huid van mijn billen brand ontiegelijk, maar ik kan het aan. De pijn is hanteerbaar, maar nog niet gewenst.
Dat volgt pas na een paar klappen, wanneer mijn lichaam langzaamaan begint te ontspannen en zich steeds meer overgeeft aan de snijdende sensaties op mijn achterste. Mijn ademhaling is minder gejaagd en de neiging om te piepen, verandert steeds meer in een neiging om zachtjes te kreunen.
James trekt me aan mijn middel omhoog, zodat ik met mijn rug tegen zijn bovenlichaam leun. Ik hoor dat zijn leren riem op de vloer van de kajuit valt. 'Gaat het?'
'Ja,' antwoord ik fluisterend. Ik zit nog in mijn roes, alsof ik dronken ben en niet met mijn beide benen op de grond sta. Mijn lichaam is slap en ik hang daarom volledig tegen hem aan, overeind gehouden door zijn armen. 'Ik kan niet meer zonder jou.'
Voor heel even ben ik bang dat hij me weer af gaat wijzen - net zoals gisteren, toen ik toegaf verliefd op hem te zijn - maar dan zegt hij: 'Dat hoeft ook niet.'
'Neuk me,' smeek ik, terwijl ik mijn hoofd naar achteren laat vallen, zodat ik mijn lippen tegen zijn kaaklijn kan drukken. 'Hard. Alsjeblieft.'
'Ik doe alles voor jou.' Hij draait mijn lichaam in zijn armen om en tilt me in een zittende positie op de keukentafel. Mijn billen doen pijn, maar op dit moment is het een fijne pijn. Morgen denk ik daar waarschijnlijk anders over.
'Ook stoppen met je werk?' Ik weet niet eens waar mijn vraag zo plotseling vandaan komt, maar ik verlang opeens zo erg naar een toekomst met hem. Ik heb deze bevestiging van hem nodig, ook al ben ik bang dat ik die nooit ga krijgen.
Hij ademt een paar keer zwaar in en uit, waardoor ik me voorbereid op een afwijzing. Hij kan me dit vast niet beloven, omdat het zo verankerd zit in zijn persoonlijkheid. 'Ik wil het proberen.'
Het is misschien niet de bevestiging waar ik op hoopte, maar tegelijkertijd is het zo veel meer dan ik verwachte. 'Oké,' zeg ik daarom en ik druk mijn lippen tegen de zijne, terwijl ik ondertussen de knopen van zijn broek begin los te trekken. 'Genoeg gepraat,' mompel ik tegen zijn mond aan en ik druk mijn tanden zachtjes in zijn onderlip. 'Ik wil je in me.'
Hij duwt me naar achteren - zodat mijn rug het tafelblad raakt - en laat vervolgens zijn broek en boxershort net voldoende zakken, om zijn keiharde penis te bevrijden. Hij plaatst zijn armen onder mijn knieholten en tilt mijn benen vervolgens omhoog, zodat ik gespreid voor hem lig en hij meedogenloos bij me naar binnen kan stoten. Ik voel meteen dat hij een plekje diep binnenin mij raakt, wat onbekende tintelingen bij me teweegbrengt.
'O god…' Een soort mengeling tussen een hijg en een kreun verlaat mijn mond en ik probeer enige houvast te vinden, door mijn handen om de rand van de eettafel te klemmen, terwijl hij op een hoog en keihard tempo in me begint te stoten.
Mijn lichaam glibbert heen en weer over het tafelblad, mijn spieren klemmen zich rondom hem samen en ik word duizelig van genot. Het voelt alsof hij me in tweeën splijt, maar alsnog weet ik op de een of andere manier het woord harder uit mijn mond te persen.
Ik wil deze pijn voelen, ook wanneer hij straks niet meer in me is. Ik wil namelijk voortdurend hieraan herinnerd worden, zodat mijn lichaam niet kan vergeten dat het van hem is.