HOOFDSTUK 4

Isabel

Ik zet mijn grijs-roze gympen vlak voor elkaar op de rand van de verhoogde kade bij de haven, alsof ik op een evenwichtsbalk balanceer. Het was me al opgevallen dat James de hele tijd nogal nerveus in mijn richting kijkt, maar dat vind ik eigenlijk wel grappig.
'Doe voorzichtig,' krijg ik inmiddels voor de vierde keer te horen. Ik kan er nooit zo goed tegen wanneer iemand me commandeert - waar zijn opmerking in mijn ogen onder valt - en ik heb altijd de neiging om dan opzettelijk het tegenovergestelde gedrag te laten zien. Ik maak daarom een klein sprongetje en wil vervolgens op één been balanceren, maar in mijn lompigheid gaat dat bijna mis, omdat mijn enkel mijn gewicht niet houdt. Voordat ik ten val kom - wat waarschijnlijk in het water geëindigd was - word ik echter in een ruk, vergezeld door een hoop gevloek, van de verhoging getrokken. 'Ben jij altijd zo fucking eigenwijs?'
Zijn snelle reactievermogen is indrukwekkend en het feit dat hij me weer aanraakt zorgt tevens voor een breuk in mijn concentratie, waardoor ik niets anders doe dan dom giechelen en oeps zeggen. Daarnaast voel ik mijn hartslag inmiddels in mijn enkel, dus ik vermoed dat ik die behoorlijk verstuikt heb.
'Heb je pijn?' Waarschijnlijk is het van mijn gezicht af te lezen, maar ik reageer vooralsnog ontkennend - met mijn kaken tegen elkaar geklemd, om de pijn te verbijten - door mijn hoofd te schudden. Op dit moment wil ik dat hij me zo snel mogelijk loslaat, omdat de stevige manier waarop hij me vasthoudt nogal ongemakkelijk is. Zijn aanraking geeft me het gevoel alsof ik ontzettend klein en zwak ben, waar ik absoluut niet van houd.
'Het gaat wel,' verzeker ik hem, wanneer hij me vertwijfeld aan blijft kijken. Zodra hij me echter loslaat en ik mijn enkel voorzichtig met mijn gewicht belast, schiet er een dusdanige pijnscheut door mijn lichaam, dat ik een pijnlijke kreun niet kan onderdrukken.
'Ik ga je dragen,' oppert hij meteen, waarop ik nogal heftig reageer door hard nee te roepen. 'Je gaat nu verdomme niet eigenwijs doen, anders gooi ik je gewoon over mijn schouder.'
Gewoon, alsof dat zo gemakkelijk is. Ik twijfel er echter niet aan dat hij ertoe in staat is, aangezien hij minstens twintig centimeter groter is dan ik en er niet uitziet alsof hij zijn vrije tijd voornamelijk bankhangend doorbrengt. 'Doe normaal,' lach ik, enigszins beduusd door zijn dreigement. Ik sla vijandig mijn armen over elkaar en schud mijn hoofd. 'Dat wil ik echt niet!'
Hij draait zich om en zakt een klein beetje door zijn knieën. 'Kom dan maar op mijn rug.'
Ik lach wederom, omdat ik me niet kan voorstellen dat hij serieus is. 'Ik kan echt wel lopen, hoor. Zo veel pijn doet het niet.'
Ik lieg dat ik barst, want zodra ik mijn gewicht weer naar mijn verstuikte enkel verplaats, heb ik het gevoel dat ik flauw ga vallen van de pijn en ontsnapt er opnieuw een pijnlijke kreun uit mijn mond.
'Isabel,' zucht hij vermoeid en geërgerd. 'Schiet op, of ik…'
'Ja-ha!' onderbreek ik hem, voordat hij me daadwerkelijk over zijn schouder gooit. Ik leg mijn handen op zijn schouders en maak een klein sprongetje, zodat ik een moment later op zijn rug zit. Ik giechel eventjes, omdat ik dit behoorlijk beschamend vind en meteen het gevoel heb dat iedereen naar ons kijkt. 'Dit is echt belachelijk!'
Het enige voordeel hieraan is, dat ik nu best goed van het uitzicht in de haven kan genieten. De meest prachtige boten dobberen hier naast elkaar op het water, dus dat is zeker geen straf om naar te kijken. Daarnaast zorgt de zoute geur van de zee, in combinatie met de frisse wind die mijn haren streelt, enigszins voor een kalmerend effect.
'Dan had je je net niet zo kinderachtig moeten gedragen.' James klemt zijn handen behoorlijk strak om mijn knieën, waardoor ik mezelf amper aan hem vast hoef te klampen. Mijn handen liggen daarom slechts losjes op zijn schouders, maar ik voel al meteen dat dit een wereld van verschil is met het iele lichaam van Sebastian. 'Je enkel moet gekoeld worden, dus we gaan naar mijn boot en…'
'Jouw boot?' onderbreek ik hem op een nogal onbeleefde manier. Ik doe mijn best om mijn enthousiasme niet te veel door te laten klinken in mijn stem, maar ik vermoed dat dat niet helemaal lukt. 'Heb jij een boot?'
'Gelukkig is er tenminste nog iets, waarmee ik indruk op je kan maken,' antwoordt hij met een zelfingenomen toon, waardoor ik overdreven met mijn ogen rol — al ziet hij daar natuurlijk niets van.
'Ik ben helemáál niet onder de indruk,' lieg ik weer. 'Ik ben gewoon… verbaasd.'
Ik heb nou eenmaal iets met boten, waarschijnlijk veroorzaakt door mijn vader, die het grootste gedeelte van zijn leven op zee heeft doorgebracht. Op aandringen van mijn vader heb ik uiteindelijk ook vorig jaar - na lang twijfelen en een hoop commentaar van mijn moeder - een baantje op een Amerikaans cruiseschip aangenomen, omdat hij van mening was dat ik die ervaring niet mocht missen. Misschien kwam dit voort uit het feit dat hij zelf ongeveer drieëntwintig jaar geleden mijn moeder op een soortgelijk schip heeft leren kennen, toen hij werkzaam was als kapitein en mijn moeder met haar ouders aan boord vakantie vierden. Helaas was het slechts een kortstondige romance - met mij als gevolg - al heb ik het gevoel dat mijn vader altijd stiekem verliefd is gebleven op mijn moeder.
Ik kan mijn ogen amper geloven, wanneer we via een smalle loopbrug de achterzijde van een boot - het is een soort kruising tussen een catamaran en een zeiljacht - betreden. Wellicht ging ik er automatisch vanuit dat hij een klein bootje zou bezitten en niet een gigantisch vaartuig van minstens twintig meter lang.
'Een hond!' roep ik verschrikt, wanneer we meteen begroet worden door een grote, kwispelende Rottweiler, die los rondloopt op het dek. Ik voel dat de natte snuit van de hond heel kort het ontblote gedeelte van mijn enkel raakt.
'Ze heet Maya en ze doet niets,' licht James me meteen toe. 'Ben je bang voor honden?'
'Nee,' antwoord ik, maar ik houd mijn blik wel de hele tijd op de robuuste hond gericht. Ik ben in principe echt wel een dierenvriend, maar dit soort grote honden ben ik niet echt gewend. Bij mijn moeder thuis hadden we een klein Maltezer leeuwtje en dat is toch wel een heel ander formaat dan dit bakbeest.
Ongeveer in het midden van de boot bevindt zich de kajuit, die geheel uit glas lijkt te bestaan en als een klein gebouw boven het dek uittorent. Ik kan me voorstellen dat het een geweldig panoramisch uitzicht biedt op open zee, wat waarschijnlijk ook de bedoeling is.
Wanneer we binnen zijn - nog steeds op de voet gevolgd door de gigantische Rottweiler - laat James me voorzichtig van zijn rug zakken. Ik werp meteen een blik om me heen om de ruimte te verkennen. Ik zie een lounge-gedeelte, een grote eettafel, die ruimte biedt voor minimaal tien personen en een soort bureau met beeldschermen.
'Ga zitten,' geeft James meteen aan, met een knikje richting de grote bank die zich naast de eettafel bevindt. Hij heeft me vlak ernaast op de grond gezet, dus ik kan me meteen op het zachte zitvlak laten zakken. 'Ik pak iets voor je enkel.'
Ik word vrijwel meteen vergezeld door Maya, die haar grote kop onder mijn hand door schuift en vervolgens op mijn schoot plaatst. Het valt me nu pas op dat haar rechteroog er nogal vreemd uitziet en wanneer ik beter kijk, zie ik dat dit komt doordat haar oog op die plek mist. 'Jeetje. Wat is er met haar gebeurd?'
'Met haar oog?' James is inmiddels verdwenen richting een ruimte op het benedendek, maar blijkbaar kan hij me nog steeds horen. 'Zo heb ik haar gevonden. Mensen zijn wreed.'
Hij heeft haar dus ergens gevonden en vervolgens mee naar huis genomen, wat ik toch wel als een nobele daad beschouw. Ik hou er wel van als mensen goed zijn voor dieren.
'Is dat een biefstuk?' vraag ik vol walging, wanneer hij via een trapje de kajuit weer bereikt en een grote lap rood vlees in zijn hand houdt. Ik heb geen idee wat hij daarmee van plan is, maar ik voel wel de noodzaak om hem ervan op de hoogte te stellen dat ik vegetariër ben, voor het geval hij ervan uitgaat dat ik zoiets ooit op zal eten. 'Ik eet geen vlees.'
'Het is ook niet de bedoeling dat je het opeet.' Inmiddels is hij bij de eettafel aangekomen en neemt hij plaats op de stoel naast mij. Hij plaatst zijn hand in mijn knieholte en ik schrik zo erg van de plotselinge aanraking, dat mijn lichaam meteen verstijft en ik mijn adem inhoud. 'Ik dacht dat we dat stadium inmiddels gepasseerd waren,' gniffelt hij en hij laat vrijwel meteen mijn been los, waarna hij met zijn vlakke hand op de tafel klopt. 'Leg je voet hierop, eigenwijze.'
Ik doe voor de verandering meteen wat er van me gevraagd wordt en leg mijn voet - inclusief schoen - op de eettafel. Hij maakt vervolgens mijn veter los, maar ik geef al meteen aan dat ik dat toch echt liever zelf doe. Ik heb geen idee hoe mijn voeten op dit moment ruiken, aangezien ik eerder nog gesport heb en nog niet de kans heb gehad om een douche te nemen, dus ik trek echt liever zelf mijn schoen uit.
'Ga je nou serieus een stuk vlees op mijn enkel leggen?' vraag ik, nadat ik mijn schoen en sok uit heb getrokken en James de biefstuk boven mijn ontblote huid houdt. Hij plaatst het half-bevroren rauwe vlees al op mijn gezwollen enkel, voordat hij antwoord geeft. 'Shit, dat is koud!' gil ik en ik houd met moeite mijn voet stil.
'Dat is ook de bedoeling,' grinnikt hij en hij pakt zonder pardon mijn kuitbeen beet, zodat ik mijn voet niet kan verplaatsen. 'Het is net zo koud als ijs en op deze manier kan het ontdooien, zodat Maya het hierna op kan eten.'
Ik vind het behoorlijk apart dat hij mijn gezwollen enkel gebruikt om het vlees voor zijn hond te ontdooien, maar ik besluit er niets van te zeggen. Het feit dat er een stuk dood dier op mijn lichaam ligt en de indringende manier waarop James’ zilvergrijze ogen naar me kijken, zorgen ervoor dat ik me niet bepaald op mijn gemak voel. Ik begin langzamerhand te vermoeden dat ik iets geks in mijn gezicht heb — uitgelopen mascara of zo. 'Je kijkt de hele tijd naar me,' zeg ik lichtelijk gegeneerd.
'Je bent mooi,' antwoordt hij doodnormaal, waardoor ik meteen helemaal in verlegenheid word gebracht. Ik weet nooit zo goed hoe ik met complimenten moet omgaan en in de meeste gevallen moet ik ervan giechelen, net zoals nu. 'Doe niet alsof je dat nog nooit gehoord hebt, want dat kan niet.'
Sebastian strooide nooit zo rijkelijk met complimenten, dus misschien ben ik het in de afgelopen maanden verleerd om hiermee om te gaan. Hij zei wel eens dat ik er leuk uitzag, als we ergens naartoe gingen en ik me helemaal opgedoft had, maar daar bleef het eigenlijk ook wel bij. Dat James dit zegt terwijl ik hier - allesbehalve charmant - in mijn sportoutfit zit, is gewoonweg hilarisch en bijna ongeloofwaardig.
'Ik eh…' Ik lach ongemakkelijk en draai een lok van mijn rossige haren om mijn wijsvinger. Ik heb geen idee wat ik moet zeggen, maar ik wil dolgraag van onderwerp veranderen. 'Ik kan beter niet te lang hier blijven, want ik moet nog een hotel zoeken voor vannacht…'
'Dus je gaat naar een hotel.' Zijn blik wordt helaas niet minder intens en ik weet ook niet zo goed of hij zojuist een vraag stelde, of slechts mijn woorden herhaalde. Hij komt vervolgens overeind van de bank en loopt naar een kabinet, waar hij twee glazen uithaalt. Ik vraag me af of hij nu alweer vergeten is dat ik zojuist heb aangekondigd dat ik van plan ben om niet lang hier te blijven. 'Ga je dan toch niet terug naar Nederland?'
'Jawel, ik…' Ik val even stil en richt mijn ogen vragend op de zijne, wanneer hij de fles rum - die hij eerder vanavond in de bar heeft gekocht - op tafel zet, samen met de twee glazen. Hij reageert niet op mijn vragende blik en schenkt een kleine hoeveelheid rum in de glazen, dus ik besluit maar gewoon verder te praten. 'Ik ben van plan om morgen een vlucht naar Miami te boeken.'
'Miami. Dat is toevallig.' Hij pakt een van de glazen en houdt deze voor mijn neus omhoog, met zijn lichtgroene ogen onophoudelijk op de mijne gericht. Ik heb het gevoel dat ik niet echt een andere keuze heb dan het glas van hem aan te nemen, dus dat doe ik ook. 'Ik ga ook naar Miami.'
Ik gooi een aha eruit en neem een langzame slok van de rum, terwijl ik me afvraag waarom ik dit drankje eigenlijk heb aangenomen. Op deze manier kom ik hier nooit weg en als ik niet oppas, ben ik zometeen ook nog aangeschoten.
'Je kunt ook met mij meereizen.'
Mijn mond valt open, omdat ik meteen wil - en moet - aangeven dat ik niet op dat voorstel inga, maar om de een of andere reden komt er geen geluid uit mijn mond. Het is onnozel om hier überhaupt over na te denken, maar mijn huidige financiële situatie vraagt nou eenmaal van me om het alsnog te overwegen.
'Dat is misschien ook beter voor je enkel,' voegt hij er nog aan toe. Het is overduidelijk een poging om me over te halen, want hij merkt mijn twijfel waarschijnlijk gemakkelijk op. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik daadwerkelijk overweeg om met een wildvreemde per boot naar Miami te reizen, ook al zou het absoluut geen straf zijn om een paar dagen op deze boot door te brengen. 'Blijf op zijn minst vannacht hier, zodat je niet halsoverkop opzoek moet gaan naar een hotel. Dan kun je morgen beslissen of je meereist.'
Er komt een ongemakkelijk lachje uit mijn mond en ik breng het glas weer naar mijn lippen, terwijl mijn hoofd lichtjes heen en weer schudt. Het hoofdschudden wordt door mijn verstand veroorzaakt, maar mijn gevoel lijkt nog niet geheel overtuigd te zijn.
'Ik heb een aparte slaapkamer, die je van binnen af kunt sluiten.'
O god, hoe lang gaat hij nog door met zijn pogingen mij te overtuigen? Het kost me nu al zowat al mijn wilskracht om niet enthousiast ja te roepen. Ik druk mijn voortanden zachtjes in mijn onderlip en adem diep in via mijn neus. 'Ik weet niet of dat wel verstandig is.'
Hij knijpt zijn ogen een beetje samen en doet volgens mij een poging om me serieus aan te kijken, terwijl zijn mondhoeken overduidelijk omhoog krullen. 'Maar jij bent toch helemaal niet verstandig?'
Ik bijt wat harder op mijn lip, omdat ik probeer te verbergen dat mijn mondhoeken omhoog krullen. Ik zou me nu namelijk beledigd moeten voelen, want hij suggereert dat ik impulsief ben en zo wil ik helemaal niet overkomen. 'Misschien ben ik wel veel verstandiger dan jij denkt.'
Het voelt alsof ik vervolgens recht in mijn gezicht uitgelachen word. ’Ja, ja… want je hebt niet een huis gekocht voor iemand die je amper kende.’
De glimlach die ik net nog amper kon beheersen, is als sneeuw voor de zon verdwenen. Zijn opmerking raakt me. Ik gooi het laatste restje rum uit mijn glas achterover en zet het glas vervolgens met een luide knal op de langwerpige tafel. 'Ik ga,' laat ik hem op beledigde toon weten en ik wil net dat gore stuk vlees van mijn enkel halen, als hij zijn hand op mijn scheenbeen legt en me zo hard vastgrijpt, dat er geen enkele beweging in mijn been mogelijk is. 'Laat me los!'
'Leg het me dan eens uit, Isabel.' Hij negeert mijn woorden compleet en verroert zijn hand geen enkele centimeter. Zijn blik is opeens ijskoud en het maakt me nerveus, misschien zelfs een beetje bang. 'Misschien kan ik je wel helpen om je geld terug te krijgen.'
Een klein, nerveus lachje ontglipt aan mijn lippen, omdat ik zijn uitspraak nogal hoogmoedig - zelfs een tikkeltje arrogant - vind. 'Laat me je uit die droom helpen, Jamie, want Sebastian heeft nergens tachtigduizend dollar verstopt. Je kunt geen geld terugkrijgen dat er gewoon niet meer is.'
'Tachtigduizend?'
Pas wanneer hij mijn woorden herhaalt, besef ik wat ik gezegd heb. Het was helemaal niet mijn bedoeling om hem zoveel informatie te geven, want het gaat hem niets aan. Zoals gewoonlijk heb ik mijn mond weer eens voorbij gepraat. Verdomme.
'Dat is behoorlijk veel geld voor iemand van jouw leeftijd.'
De manier waarop hij mijn leeftijd aanhaalt is neerbuigend, terwijl hij volgens mij niet veel ouder dan ik is en een boot bezit die minstens één miljoen dollar kost. 'Ik geloof dat dit bootje wel wat meer kostte en zo oud ben je zelf ook nog niet, of wel?'
'Ik werk,' antwoordt hij. Ik hoopte eigenlijk dat hij me nu zou vertellen wat zijn leeftijd is, want daar ben ik stiekem wel nieuwsgierig naar. 'En jij?'
Het zou gemakkelijk en verstandig zijn om nu een antwoord te verzinnen. Ik zou kunnen zeggen dat ik ook werk, zelfs dat ik de loterij heb gewonnen of zo, maar in plaats daarvan vertel ik hem de waarheid. 'Het was de erfenis van mijn vader.'
'En Sebastian wist dat?'
Ik sla mijn ogen neer en knik voorzichtig, omdat ik het vooroordeel in zijn vraag heus wel opmerk. Hij gaat ervanuit dat Sebastian misbruik heeft gemaakt van mijn situatie en eerlijk gezegd kan ik dit niet met zekerheid ontkennen. 'Mijn eh…' Er ontstaat ineens een gigantische brok in mijn keel, die ik vlug wegslik met een slok rum, voordat ik verderga met praten. 'Mijn vader is overleden op de dag dat ik Sebastian leerde kennen.'
Er volgt een stilte, waarin ik James niet aan durf te kijken. Dat komt enerzijds omdat ik bang ben dat ik mijn tranen dan niet meer kan wegslikken, maar ook omdat ik geen medelijden in zijn ogen wil zien.
'Ik heb daarna contact gehouden met Sebastian,' ga ik uiteindelijk zelf verder, als de stilte me langzaamaan nerveus maakt. 'Dus hij weet alles wat daarna is voorgevallen… en ook dat ik de enige erfgenaam van mijn vader was.'
'Wiens idee was het om dat huis te kopen?'
Ik bijt op mijn lip en durf bijna geen antwoord te geven op die vraag. Ja, het was in principe Sebastians idee, maar ik had ook nee kunnen zeggen. 'Het was mijn eigen verantwoordelijkheid,' mompel ik daarom zachtjes.
'Isabel, dat…' James valt meteen stil, omdat we worden opgeschrikt door luid geblaf en een agressief klinkende grom van Maya. Zij heeft blijkbaar al gehoord dat er iemand aan het dek van de boot staat, nog voordat diegene zichzelf heeft laten horen.
En dan hoor ik hem ook, keihard mijn naam schreeuwend. Mijn hartslag schiet razendsnel omhoog en ik span mijn schouders aan, met mijn blik richting de deur van de kajuit gericht.
O mijn god. Hij komt me halen…