Lieve lezer

Hier kun je de laatste drie hoofdstukken van Niemand is zomaar aardig lezen.
Ik raad je af om deze hoofdstukken te lezen als je Niemand is zomaar aardig nog wil lezen. Lees dit enkel als opfrisser voor je geheugen als je mee wil lezen met het meeleesverhaal Niemand mag het weten.

 

Lees je liever een samenvatting van Niemand is zomaar aardig om je geheugen op te frissen?
Klik dan hier!


Chapter 32

 

Ik loop – of eigenlijk lijkt het meer op rennen – door de verlichte gangen van het ziekenhuis. Het is inmiddels al voorbij middernacht, dus het is vrij rustig nu. De meeste patiënten liggen te slapen en het bezoek is inmiddels naar huis. Behalve het bezoek van de patiënten met wie het helemaal niet goed gaat. De mensen die op dit moment liggen te vechten voor hun leven en van wie de familie wordt toegestaan, omdat het wellicht de laatste momenten samen kunnen zijn. 
Blijkbaar behoor ik vanavond ook tot die categorie, al hoop ik met heel mijn hart dat dit geen afscheid zal worden.
Ik voel hoe mijn hart steeds sneller begint te kloppen als ik dichter bij de familiekamer kom waar de verpleegkundige mij zonet naartoe heeft gestuurd. Mijn handen zijn klam en mijn benen voelen slap, terwijl al mijn spieren op dit moment volledig op spanning staan.
Wanneer ik bij de deuropening kom, zie ik mijn moeder en mijn schoonzus Hannah naast elkaar zitten. Hannah ziet er vrij normaal uit, zoals ik van haar gewend ben, al zie ik wel dat ze rode kringen rondom haar ogen heeft. Mijn moeder is bijna onherkenbaar. Ze draagt wel haar nette kleren – zoals altijd – maar haar bruine haren zijn warrig in een knot gebonden en haar make-up is uitgelopen. Haar ogen zijn zo erg gezwollen, dat het bijna lijkt alsof ze een allergische reactie heeft. Daarnaast zijn haar gezicht en hals bedekt met meerdere rode vlekken.
Wanneer ze mij opmerkt, weet ik even niet wat ik moet zeggen, omdat ik spontaan tranen in mijn ogen krijg. Gelukkig neemt ze vervolgens zelf het voortouw door op te staan en haar armen om me heen te slaan. Ik hoor dat ze in mijn hals snottert, maar dat maakt nu allemaal even niets uit. 
Het voelt fijn om nu samen te zijn. 
We moeten nu samen zijn.
Gelukkig hoefde ik daar ook niets over uit te leggen tegenover Ryan. Toen ik hem vertelde wat er aan de hand was, hoefde ik verder niets te doen of te zeggen. Hij zorgde ervoor dat ik zo snel mogelijk weer terug in Nederland kwam.
Met het vliegtuig… mijn allereerste keer in een vliegtuig. Ik heb er echter niet heel veel van meegekregen, want mijn gedachten waren de gehele tijd ergens anders. Het enige wat ik bewust meemaakte, was het opstijgen en de landing, maar dat kwam doordat ik dat behoorlijk eng vond.
Gelukkig was ik niet alleen, geen enkel moment.
Ryan gaf gelukkig al zelf aan dat hij niet mee naar Celine zou gaan. Dit is ook niet de tijd of de plek om hem aan mijn ouders voor te stellen. Zij zijn vast nog in de veronderstelling dat ik een relatie met Dennis heb. Ik vertel ze later wel in grote lijnen wat er allemaal gebeurd is. Dat is op dit moment ook niet belangrijk, want we hebben nu iets anders aan ons hoofd.
‘Hè verdorie, de mannen zijn echt net weg om koffie te halen,’ snottert mijn moeder, terwijl ze onze omhelzing langzaam begint te verbreken. ‘Als we hadden geweten dat je nu kwam, had ik ze een kop voor je laten meenemen.’
‘Ik hoef geen koffie,’ zeg ik zachtjes. ‘Hoe eh… hoe is het nu?’
Ik zie het al aan de manier waarop mijn moeder haar schouders optrekt en tegelijkertijd haar neus ophaalt. Ze is radeloos en dat voorspelt niet veel goeds. Dit is foute boel en dat hoorde ik eigenlijk al meteen toen ik met haar belde. Ik kijk naar Hannah, in de hoop dat zij me iets meer kan vertellen en misschien mijn vermoeden voor het ergste scenario kan ontkrachten, maar ze kijkt alleen maar triestig terug.
‘Gaan ze het wel halen?’
Mijn moeder veegt even met het verfrommelde zakdoekje, dat ze zo te zien al een hele tijd in haar hand heeft, langs haar neus en zegt vervolgens: ‘Dat weten we nog niet. Het is misschien goed als we even bij Luc gaan kijken.’
Luc. Ik wist niet eens dat hij zo heette. Mijn kersverse, allereerste neefje… dat nu al meteen in kritieke toestand voor zijn leven aan het vechten is. Mijn moeder heeft aan de telefoon al meteen erbij verteld dat zijn overlevingskansen nihil worden geschat. Mijn hart brak bij het horen van die woorden.
Celine was vanochtend betrokken bij een ernstig verkeersongeval, waarbij een vrachtwagen haar auto schampte en zij in een berm belandde. Haar auto is ondersteboven in een sloot beland en ze heeft een behoorlijke klap gekregen – onder andere tegen haar zwangere buik. Ze waren daardoor genoodzaakt om de baby middels een keizersnede ter wereld te brengen, ook al moest hij eigenlijk nog vier weken veilig in haar buik blijven. Naast dat Luc dus veel te vroeg geboren is, heeft hij zelf ook een flinke klap meegekregen. Ik weet niet precies wat er met hem aan de hand is, maar ik weet wel dat het echt niet goed gaat.
‘Kunnen we bij hem kijken?’ vraag ik met verschillende achterliggende emoties. Ik ben ergens natuurlijk enthousiast om mijn kleine neefje te ontmoeten, maar ik had graag gewild dat de omstandigheden anders waren. Ik ben daarnaast ook bang voor wat ik ga aantreffen. 
Ziet hij er al echt uit als een baby? 
Zitten er allemaal naalden en slangen aan hem bevestigd? 
Mogen we hem aanraken, of maken we zijn toestand dan alleen maar erger?
En ik ben natuurlijk verdrietig omdat ik bang ben dat dit misschien wel de enige keer is dat ik mijn kleine neefje levend zal zien. 
O god, laat dat alsjeblieft niet zo zijn.
‘Kom, we lopen er wel even heen.’ Mijn moeder pakt mijn hand vast. Normaal gesproken zou ik mijn hand meteen wegtrekken, want ik houd niet zo van fysiek contact met haar. Ik wilde me vroeger ook nooit door haar laten knuffelen. Maar nu laat ik het toe. Zij heeft het nodig… en ik ook.
‘Wat deed je nou eigenlijk in het buitenland?’ Die vraag zorgt er wel meteen voor dat ik mijn hand lostrek. ‘Waar zei je dat je was? Frankrijk?’
Ik had me eigenlijk voorgenomen om te liegen, hoe slecht dat ook is. Ik wilde mijn moeder helemaal niet vertellen dat ik in het buitenland zat, maar toen ze me zei dat ik meteen naar het ziekenhuis moest komen, moest ik wel. Ik moest uitleggen waarom ik er niet binnen een half uur kon zijn, maar er een paar uur over zou doen.
‘Gewoon, ik moest er even tussenuit.’ Ik ga haar de echte waarheid waarschijnlijk nooit vertellen, want dat heeft totaal geen meerwaarde. Ze heeft er niets aan om te weten hoe ik eigenlijk in Frankrijk terecht ben gekomen en met wie. Het is beter wanneer ze denkt dat ik een korte vakantie wilde nemen, hoe onwaarschijnlijk dat in mijn geval ook klinkt.
‘Dennis heeft het me verteld, lieverd.’
O, daar gaan we dus al meteen. Al vraag ik me wel af wat Dennis precies heeft verteld. Het is vast zijn versie van de waarheid, die mijlenver van mijn versie vandaan ligt. 
‘Ruzie hoort erbij, Rose. Jullie komen er vast wel samen uit.’
Ik kan het niet laten om verontwaardigd te snuiven. ‘Het is wel meer dan alleen een ruzie, mam. Ik denk niet dat Dennis je alles heeft verteld.’
‘Dat hoeft ook niet. Soms voelt het misschien alsof jullie er niet meer uit gaan komen, maar ik zie toch hoeveel jullie van elkaar houden? Je hebt hem nodig, lieverd.’
Ik schud mijn hoofd en slik mijn woorden in – en dat kost me behoorlijk veel moeite. Ik herhaal een paar keer de woorden dit is niet de tijd of de plek in mijn hoofd en pers vervolgens de volgende zin uit mijn mond: ‘We zullen zien, mam.’
Wanneer we bij de afdeling Neonatologie zijn aangekomen, houd ik de hele tijd mijn adem in. Mijn moeder vertelt allerlei dingen die ik al meteen weer vergeten ben. Ik krijg wel nog mee dat we onze handen moeten wassen, een schort aan moeten trekken, een mondkapje moeten dragen en hoezen voor over onze schoenen. Ik doe alles wat de verpleegkundige – die zich inmiddels bij ons heeft gevoegd – mij opdraagt en wacht vervolgens stilletjes af tot we de kamer binnen mogen. 
Luc heeft een kamertje voor hem alleen, maar dat zal vast niet zijn omdat hij hier een luxebehandeling krijgt. Hij zal vast niet met andere baby’s in aanraking mogen komen. Het licht is gedimd, waarschijnlijk vanwege het late tijdstip, en ik hoor allerlei regelmatige piepjes door elkaar heen. Wanneer we naar binnen lopen, zie ik in het midden van de kamer een grote couveuse staan, waar ontelbaar veel slangen uit komen die allemaal zijn bevestigd aan de apparatuur die de kamer vult.
Ik kijk met grote ogen naar mijn moeder, omdat ik merk dat ik een beetje in paniek raak. Ze ziet me echter al niet meer, want haar ogen zijn op het kleine hummeltje achter het glas gericht. 
Ik moet kijken. Ik weet dat ik moet kijken, want dit is misschien de enige keer dat ik hem kan zien… maar ik durf het niet. Ik ben zo enorm bang dat ik verkeerd reageer, dat ik heel erg schrik of begin te huilen. 
Ik weet het niet, maar ik vind het gewoon doodeng.
Nadat ik mezelf intern een paar standjes heb gegeven, durf ik mijn ogen op de couveuse te richten. Ik schrik behoorlijk, maar dat had ik ook niet anders verwacht.
Vanachter het glas zie ik een piepkleine baby liggen, die vrijwel helemaal bedekt wordt met slangen en plakkers. Zijn huidje ziet er rood en kwetsbaar uit en ik zie dat zijn oogjes dichtgeplakt zijn met tape. In zijn mini-mondje zit een slang, waarschijnlijk om hem te ondersteunen met ademen.
‘O mijn god,’ verlaat er per ongeluk zachtjes mijn mond. 
Ik voel de hand van mijn moeder op mijn schouder, ze knijpt zachtjes. ‘Ja, verschrikkelijk, hè? Zo klein en dan al zo hard moeten vechten. Maar jij hebt het destijds ook gered, dus we blijven positief.’
Ik kijk haar even met een verwarde blik aan, want ik begrijp niet hoe ze die vergelijking nu kan maken. Ik was drie jaar oud toen ik voor mijn leven moest vechten. Luc moest al beginnen met vechten voordat hij geboren werd. Dat is nog vele malen oneerlijker.
Mijn moeder vertelt me dat we hem best eventjes aan mogen raken, maar dat durf ik niet. Ik blijf slechts zwijgzaam toekijken hoe mijn moeder naast de couveuse plaatsneemt en heel voorzichtig met haar vingertoppen over zijn blote, rode buikje strijkt.
Nadat we een tijdje bij Luc zijn geweest, brengt mijn moeder me naar de kamer van Celine. Zij heeft uiteraard ook een gigantische klap gekregen en heeft vandaag al meerdere uren op de operatietafel doorgebracht. Ze houden haar voorlopig in een kunstmatige slaap, zodat haar lichaam de tijd krijgt om in rust te herstellen. De artsen zijn wel positief over hoe de operaties verlopen zijn en ze hebben goede hoop dat Celine zal ontwaken. Of ze volledig zal herstellen wordt daarna pas bekeken.
Ik heb in de korte tijd dat ik hier ben, al te vaak de woorden stap voor stap gehoord. Wat voor mij hetzelfde betekent als: we hebben geen idee hoe het gaat lopen, maar we hopen op het beste.
Het is echter nog een grote vraag of Celine zal ontwaken als de moeder van Luc, het kleine vechtertje dat het tegen de verwachting van iedereen in gered heeft, of dat ze zal ontwaken als de moeder van Luc, het kleine vechtertje dat het helaas niet gered heeft.
Ik weet dat Celine al heel lang probeerde zwanger te worden en dat ging niet van een leien dakje. Ze heeft drie miskramen gehad voordat ze zwanger werd van Luc. Het lijkt nu bijna alsof het universum het haar niet gunt om moeder te worden.
Verdomme. Ik hoop zo dat ze haar zoontje nog mag ontmoeten en dat ze straks niet te laat wakker wordt. Dat mag echt niet gebeuren. Hoe het ook met Luc af gaat lopen, Celine moet toch zeker de kans krijgen om hem te ontmoeten?
Nadat we bij Celine zijn geweest heb ik er echter een hard hoofd in. Zoals ze erbij ligt, ziet het er echt niet uit dat ze binnen een paar dagen zal ontwaken. Haar hele lichaam is opgezet – door al het vocht dat ze vasthoudt – en haar gezicht zit onder de blauwe plekken. Ook in haar mond zat een slang die haar helpt om adem te halen. Ze ziet er echt onherkenbaar uit en ik vraag me af hoe dit ooit nog goed kan komen. 
Ik vermoed dat we ongeveer driekwartier weg zijn geweest, als we weer terug bij de familiekamer komen. Ik zie mijn vader, die er net zoals mijn moeder gebroken uitziet. Bij mijn vader doet me dat nog net iets meer pijn om te aanschouwen, omdat ik wat dat betreft gewoon een papa’s-meisje ben. Hugo ziet eruit alsof hij al maanden niet meer geslapen heeft en elk moment van ellende kan omkiepen.
Jezus, wat moet die man op dit moment allemaal doorstaan? 
Zowel zijn vrouw als zijn kersverse zoon is voor diens leven aan het vechten en hij moet machteloos toekijken.
Eric omhelst me meteen zodra hij me ziet. Het is een fijne, stevige omhelzing die ik van mijn broer gewend ben. ‘Ik ben blij dat je er bent, zusje,’ fluistert hij in mijn oor tijdens onze omhelzing.
Ik knik alleen maar, omdat ik bang ben dat ik keihard moet huilen wanneer ik mijn mond opentrek. 
Wanneer Eric me loslaat, kijk ik pas echt goed de familiekamer rond. Ik krijg de schrik van mijn leven en houd mijn adem weer in. Mijn bloed suist tegen mijn oren en een vlaag van misselijkheid overvalt mijn lichaam.
‘Wat doet híj hier?’ gooi ik er verontwaardigd uit, zonder daarbij te denken aan de woorden dit is niet de tijd, of de plek.
Dennis zit doodnormaal op een van de stoelen. Alsof hij erbij hoort, bij deze familie. Míjn familie.
Hoe haalt die klootzak het in godsnaam in zijn hoofd om hiernaartoe te komen?

 


Chapter 33

Iedereen kijkt naar mij, alsof ze vol spanning afwachten wat ik ga doen. Ik doe echter helemaal niets, want ik ben net zo verbijsterd als zij, alleen om een heel andere reden.
‘Hij hoort niet hier te zijn,’ zeg ik alleen maar op een beduusde toon, terwijl ik mijn hoofd heen en weer schud. Ik begrijp echt niet waar Dennis het lef vandaan haalt om hierheen te komen op dit moment.
‘Rose, dit hoeft toch niet nu?’ jammert mijn moeder al meteen, terwijl ze me een smekende blik toewerpt. Alsof ik degene ben die hier het probleem is. Al kijk ik hier ook weer niet heel vreemd van op. Ik ben nou eenmaal het zwarte schaap in dit gezin.
Ik zie dat Dennis aanstalten maakt om van zijn stoel overeind te komen en mijn hartslag schiet meteen omhoog. Volgens mij merkt Eric dat ook op, want hij slaat direct een arm om mijn schouders, draait me om en leidt me vrij snel de familiekamer uit. ‘Wij gaan even een stukje lopen!’ roept hij nog naar de rest, terwijl we al de gang in lopen.
Mijn hele lichaam trilt ik weet niet zo goed of dat veroorzaakt wordt door angst of door woede – misschien wel door beiden.
‘Gaat het een beetje?’ vraagt Eric wanneer we de afdeling verlaten.
Ik haal mijn schouders op, omdat ik het gewoonweg niet weet. Ik wil me op dit moment helemaal niet druk maken om Dennis, want er zijn wel belangrijkere zaken aan de orde. Maar ik kan toch ook niet doen alsof er niets aan de hand is? Ik had alles best nog even voor me willen houden tegenover mijn familie, zodat ik hen op dit moment niet hiermee zou belasten, maar een toneelstukje opvoeren en doen alsof we nog een relatie hebben… nee, dat gaat me echt duizend stappen te ver.
‘Ik vroeg me af…’ Hij laat even een stilte vallen, terwijl hij achterom kijkt, alsof hij controleert of niemand ons afluistert. ‘Of je dat onderzoek had ontvangen. Maar aangezien je ruzie met Dennis hebt, neem ik aan van wel?’
Ik kijk hem verward aan, omdat ik niet meteen begrijp waar hij op doelt.
‘Over Dennis,’ beantwoordt hij mijn vragende blik. ‘Over dat hij…’
‘Vreemdgaat,’ maak ik zijn zin af. Ik was dat hele onderzoek, dat ik vorige week aan huis bezorgd heb gekregen, eigenlijk al een beetje vergeten. ‘Heb jij dat onderzoek laten uitvoeren?’
Ik begrijp het niet. Ik was in de veronderstelling dat Eric Dennis mocht. Wellicht niet op het niveau waarop mijn moeder hem mag – aangezien zij waarschijnlijk meer van hem houdt dan van mij – maar ik kreeg totaal niet de indruk dat hij hem niet vertrouwde.
‘Ik wist gewoon dat er iets niet klopte aan hem,’ legt Eric uit. ‘Ik wist alleen niet zo goed wat, dus Hannah kwam met dit idee en ze kende via via iemand die bij dat bureau werkt.’
Hannah wist hier dus ook vanaf?
‘Waarom heb je me niet meteen verteld dat je dat dacht?’
Eric lacht, knijpt even in mijn schouder en schudt zijn hoofd. ‘Dan had je me nooit geloofd. Ik ken jou toch?’
Misschien heeft hij daar wel gelijk in, maar ik vind het jammer dat hij het nooit geprobeerd heeft. Hij had in ieder geval kunnen laten merken dat hij Dennis niet mocht, want nu dacht ik dat mijn hele familie hem boven mij prefereerde.
‘Zijn jullie uit elkaar?’
Ik knik, terwijl ik hem alsnog voorzichtig aankijk om zijn reactie te peilen. ‘Ik snap ook echt niet wat hij hier doet.’
'Mama heeft hem gebeld, nadat ze jou niet kon bereiken.'
Natuurlijk heeft zij hem gebeld, dat had ik eigenlijk ook niet anders verwacht. ‘Het verbaast me dat ze mij überhaupt heeft gebeld.’
‘Doe niet zo gek, Rose.’ Eric kijkt me aan met de blik die hij me altijd geeft wanneer ik volgens hem iets zeg wat niet oké is. ‘Zij denkt dat Dennis jou gelukkig maakt en ze heeft geen idee dat hij vreemdgaat.’
We zijn inmiddels aangekomen in de grote centrale hal van het ziekenhuis en nemen plaats op een bankje. ‘Dat is nog lang niet het enige wat hij gedaan heeft,’ zeg ik, terwijl ik nerveus over de stof van mijn jurkje veeg, puur en alleen om iets te doen te hebben. Ik slik een paar keer, omdat ik merk dat er een knijpend, benauwend gevoel in mijn keel begint te ontstaan. Shit. Ga ik dit echt tegen Eric vertellen? Ik vind dit doodeng. Misschien moet ik niet meteen vertellen dat Dennis me al jaren in elkaar slaat, want ik ben een beetje bang voor zijn reactie daarop. Zou hij misschien teleurgesteld in me zijn, omdat ik dat al die tijd heb laten gebeuren?
‘Wat bedoel je precies?’ vraagt Eric, terwijl ik duidelijk zie dat hij zijn kaken op elkaar klemt. Eric is een zachtaardig type en hij wordt niet snel boos, dat zit nou eenmaal niet in zijn aard. Ik zie echter dat zijn boosheid nu wel langzaam begint op te lopen.
‘Hij liegt ook, want hij is blijkbaar al een tijd geleden ontslagen omdat hij… corrupt is.’ Ik weet niet of corrupt de juiste term is, maar ik weet niet hoe ik het anders moet noemen.
Ik wil net verder gaan met het vertellen van het moeilijkste gedeelte, als we worden onderbroken door Dennis, die ons blijkbaar achterna is gekomen: ‘Dat is echt bullshit! Ik ben er gewoon ingeluisd, maar jij gelooft meteen alles wat je hoort!’
O mijn god. Kan die klootzak me nou niet even met rust laten?
We zijn toch verdomme niet voor niets weggelopen?
‘Dennis, kan jij ons even alleen laten? We waren even in gesprek,’ probeert Eric in eerste instantie op een rustige toon.
Ik ben echter allesbehalve rustig en spring op van het bankje, maar ik blijf wel nog op mijn plek staan. Mijn hele lichaam trilt meteen weer en ik weet nu zeker dat het door woede veroorzaakt wordt. ‘Wat doe je hier?! Ga gewoon weg! Je liegt alleen maar!’
Dennis kijkt me met samengeknepen ogen aan en heeft een geniepig lachje op die lelijke mond van hem. ‘Ik lieg alleen maar? Zullen we het eens over je eigen leugens hebben, Roosje? Met wie liep jij zaterdagnacht hand-in-hand?’
Dus Jasper heeft hem verteld dat hij mij samen met Ryan heeft gezien zaterdagnacht. Niet dat me dat nu nog heel veel kan schelen, maar ik vind Jasper wel een gigantische eikel nu.
‘Luister eens, Dennis, ik denk dat het beter is als jij gewoon weggaat…’ Eric staat op van het bankje en gaat als een soort mediator tussen Dennis en mij instaan. Niet dat dat nodig is, want de afstand tussen ons is nog zeker drie meter.
‘Misschien kun je beter zelf weggaan, Eric,’ snauwt Dennis naar mijn broer, op een behoorlijk denigrerende toon. ‘Dit is iets tussen Rose en mij. Het gaat je niets aan.’
Eric draait zijn hoofd mijn kant op en ik ben even bang dat hij van plan is om me echt hier met Dennis alleen te laten, dus ik kijk hem met grote ogen aan en schud snel mijn hoofd.
Hij draait zijn hoofd vervolgens weer terug naar Dennis. ‘Ik kan ook de bewaking van het ziekenhuis erbij roepen.’
Er volgt een duivelse lach, die hard weergalmt in de hal van het ziekenhuis. Een lach die ik al veel te vaak heb gehoord, elke keer als hij de controle over zichzelf begon te verliezen. ‘En wat ga je dan zeggen? Mijn zwager wil met mijn zusje praten, maar ik wil dat liever niet?’
‘Jij bent mijn zwager niet.’ Die woorden zorgen ervoor dat de neppe lach op Dennis’ gezicht wegsmelt en zijn ogen krijgen weer dat bekende donkere randje, dat hij altijd heeft als hij boos op mij is. Nu is de woede echter niet alleen naar mij gericht, maar ook naar mijn broer. Voor het eerst sinds ik Dennis ken, laat hij zijn ware aard zien in het bijzijn van iemand anders. ‘Wat mij betreft ben je dat ook nooit geweest.’ Eric draait zijn hoofd weer naar mij en kijkt me met een bezorgde blik in zijn vriendelijke, donkerbruine ogen aan. ‘Wat heeft hij nog meer gedaan, Rose?’
Ik zet mijn voortanden in mijn onderlip en druk ze zo hard erin, dat ze een klein deukje achterlaten. Ik zie dat Dennis mij de hele tijd strak aankijkt en me zonder woorden van alles probeert te zeggen – of eigenlijk probeert te bevelen – maar die tijd is voorbij. Hij beseft dat alleen nog niet.
‘Hij heeft me…’ Verdomme. Er komt amper geluid uit mijn mond en mijn stem trilt alle kanten op. Ik schraap mijn keel en bal mijn vuisten, om er herhaaldelijk in te knijpen, alsof ik mezelf op die manier probeer op te peppen. ‘Hij sloeg me,’ verlaat er volgens heel zachtjes mijn mond.
Ik denk niet dat ik mijn broer ooit zo heb gezien, met deze woedende blik in zijn ogen. Eerlijk gezegd wist ik niet dat Eric het in zich had om zo boos te kunnen worden. Ik schrik er een beetje van, wanneer hij zich vliegensvlug omdraait en keihard brult: ‘Hoe durf je?!’
Ik weet niet hoe hij het voor elkaar krijgt, maar op de een of andere manier geeft hij Dennis zo een harde duw, dat hij wankelend achterover valt op de harde, lichtgrijze vloertegels van het ziekenhuis.
‘Klootzak!’ murmelt Dennis vervolgens, terwijl hij onhandig en vlug weer overeind krabbelt.
Ik zie dat hij zijn rechterhand naar achteren reikt en iets uit de band aan de achterkant van zijn broek haalt. Het duurt even voordat mijn hersenen daadwerkelijk registreren dat hij gewoon een pistool getrokken heeft.
Is hij helemaal gek geworden?
Hoe komt hij in godsnaam aan een pistool?
‘Wat? Dacht je dat jij de enige was die met pistolen kon zwaaien?’ vraagt hij met een valse glimlach aan me, terwijl hij het pistool even demonstratief heen en weer zwaait.
Ik sta als aan de grond genageld en kijk met grote ogen naar Dennis, die inmiddels het wapen op mijn broer richt. Eric houdt meteen zijn armen vooruit gestrekt, met zijn handen omhoog, terwijl hij de hele tijd het woord rustig herhaalt. Ik zie de angst in zijn ogen en ik zie ook hoe Dennis er van lijkt te genieten. Die man is echt niet goed bij zijn hoofd!
‘Tijd om te vertrekken, Eric.’ Hij zwaait even met zijn pistool tussen Eric en de gang waaruit we net naar de hal zijn gelopen, alsof hij op die manier aan wil geven waar hij naartoe moet.
‘Dennis, doe normaal!’ gil ik. Mijn ogen branden en er rollen meteen tranen uit mijn ooghoeken, van verdriet, van ongeloof, maar bovenal van woede. Ik durf te wedden dat als ik nu degene was die een pistool had, ik hem zonder te verblikken of verblozen neer zou schieten. Mijn haat jegens hem is zo intens, zo diep geworteld, dat het gewoon eng is.
‘Jij moet je bek houden, Rose. Jij beschuldigt mij van dingen, terwijl je zelf voor iedereen je benen spreidt.’ Hij blijft de hele tijd het pistool op Eric richten, die volgens mij zodanig in shock is dat hij amper in beweging kan komen.
O mijn god. Wat moet ik nou doen?
Ik moet zorgen dat hij dat pistool niet meer op Eric richt, want ik zou het mezelf nooit vergeven wanneer hij mijn broer doodschiet omwille van mij. Dan kan hij beter mij onder schot houden.
Liever ik, dan Eric.
‘En wat dan nog?’ snauw ik naar Dennis. ‘Ik was inderdaad bij iemand anders. Heb jij je ook al afgevraagd waarom dat zo was?’
Het werkt, want hij richt het pistool vrijwel meteen op mij. Ik heb alleen nog niet nagedacht over wat mijn volgende stap gaat zijn. En ik merk dat paniek langzaam de overhand begint te nemen.
O god. Wat nou als hij me echt neerschiet?
‘Wie,’ zegt hij op een ijskoude, kalme toon. Het is geen vraag, het is een bevel.
Mijn ademhaling hapert en mijn hart bonst in mijn keel. Ik hoor het bloed tegen mijn trommelvliezen suizen, ik ben kotsmisselijk en heb het gevoel alsof ik elk moment mijn bewustzijn kan verliezen.
‘Dat doet er niet toe,’ zeg ik met een trillende stem. ‘Je kent hem toch niet.’
Hij blijft doodstil, op onze verschillende ademhalingen na. Dennis’ ademhaling is zwaar en diep. De mijne is snel, scherp en onregelmatig. Het begint bijna op hyperventileren te lijken en ik ben bang dat ik elk moment een paniekaanval kan krijgen.
Gaat hij me zo meteen neerschieten?
Is hij daartoe in staat?
Natuurlijk is hij daartoe in staat.
‘Wie, Rose? Je gaat me godverdomme NU vertellen voor wie jij je fucking benen gespreid hebt!’
Wat heeft hij aan een naam van iemand die hij niet kent? Gaat hij Ryan dan opzoeken? Misschien moet ik dat maar gewoon laten gebeuren, want ik ben er wel van overtuigd dat die ontmoeting voor Dennis slechter af zal lopen dan voor Ryan.
Nee, wacht… Daar kan ik Ryan helemaal niet mee lastigvallen. Wat nou als hij hem op gaat zoeken en vanuit het niets begint te schieten? De gedachte dat Ryan iets overkomt door mijn toedoen, is net zo pijnlijk als de gedachte dat Eric iets overkomt. ‘Je. Kent. Hem. Niet,’ herhaal ik nog een keer.
Als iemand iets moet overkomen, dan ben ik het. Ik heb de fout gemaakt om Dennis toe te laten in mijn leven, dus ik zal moeten boeten voor zijn krankzinnige gedrag. Niet de mensen om wie ik geef.
Mijn gedachten worden plotseling verstoord, niet door Dennis of door Eric… maar door Ryan, die achter Dennis aan komt lopen. Het valt me meteen op dat hij zijn colbertjasje heeft verruild voor een donkere hoodie en de muts over zijn hoofd heeft getrokken. Hij is bijna onherkenbaar op deze manier.
Wat doet hij nou in godsnaam hier?
Dennis heeft hem nog niet gezien en ik hoop… nee, ik bid dat hij alsnog wegloopt. In plaats daarvan trekt hij juist Dennis’ aandacht door te zeggen: ‘Je moet mij hebben.’
O nee… God, nee. Dit kan toch alleen maar slecht eindigen?


Chapter 34

Dennis draait zijn hoofd langzaam in de richting van Ryan, die op een afstand van ons tot stilstand komt en geheel ontspannen zijn handen losjes in zijn broekzakken steekt. Het pistool is nog steeds op mij gericht, maar zodra Ryan in Dennis’ gezichtsveld komt, zakken Dennis’ schouders wat naar beneden, evenals de hand waarin hij het pistool vasthoudt. Hij fronst zijn wenkbrauwen en lijkt oprecht verbaasd, alleen niet op de manier die ik verwacht had.
‘Wat moet jíj hier?’ vraagt hij vervolgens op een onvriendelijke, verbijsterde toon.
Ik begrijp het niet. Waarom reageert Dennis nu zo vreemd?
Ryan gedraagt zich overigens ook vreemd, al weet ik bij hem nooit zo goed wat vreemd en wat normaal gedrag is. ‘Je wilde toch weten wie haar geneukt heeft?’
Mijn mond valt open vanwege Ryans onbeschofte woordkeuze.
Moest hij dat serieus met deze woorden benoemen?
Had hij niet gewoon zijn mond kunnen houden?
Of nog beter: had hij niet gewoon weg kunnen blijven?
Ziet hij niet dat Dennis een pistool in zijn hand houdt, of kan hem dat niets schelen?
Ik zie dat Dennis zijn hoofd schudt en ongelovig lacht, waarna hij zijn blik op mij richt. Het enige wat ik kan zien is pure verbazing en ongeloof. ‘Ik mag hopen dat dit een fucking grap is.’
Ik begrijp zijn reactie niet helemaal, want het lijkt wel alsof hij Ryan ergens van kent.
‘Nee, Dennis,’ antwoordt Ryan al, voordat ik zelf antwoord kan geven. ‘Dit is zeer zeker geen grap.’ Hij lacht, maar niet op de manier die me mijn hoofd in zijn richting doet draaien. Het is een onoprechte lach, vals en gemeen. Ik heb al verschillende versies van Ryan gezien, maar ik weet zeker dat ik deze versie de minst leuke vind.
Ik probeer wanhopig oogcontact met Ryan te zoeken, maar hij ontwijkt overduidelijk mijn blik. Hij doet zelfs net alsof ik hier niet ben, alsof ik niet besta. Alsof we verdomme niet net naar zijn geboortestad zijn geweest en nader tot elkaar zijn gekomen.
‘Ik snap het niet… Waarom?’ vraagt Dennis verbijsterd, terwijl hij herhaaldelijk zijn hoofd schudt. Gelukkig ben ik niet de enige die hier niets van begrijpt, want hij is overduidelijk net zo verward als ik. Het voordeel daarvan is dat hij op dit moment vergeten lijkt te zijn dat hij een pistool vastheeft.
‘Je hebt de verkeerde genaaid,’ antwoordt Ryan schouderophalend, alsof hierdoor alles duidelijk moet zijn. Bij mij roept het echter alleen maar meer vraagtekens op en bij Dennis zo te zien ook.
‘Hoe bedoel je?’ roept hij verward. ‘Ik heb jou nooit iets misdaan!’
Ryan knijpt zijn ogen samen en schudt ook even met zijn hoofd. ’Dat zie ik toch heel anders. En niet alleen mij.’
Wat? Gaat dit over mij?
Dit gaat uit de hand lopen, ik voel het gewoon. Ryan had verdomme nooit hiernaartoe moeten komen, want hij gaat het waarschijnlijk alleen maar erger maken. Ik zie gewoon dat hij Dennis uit de tent probeert te lokken.
Ik moet iets doen.
‘Dennis, kunnen we hier niet normaal over praten? Ik kom wel mee naar huis.’ Ik zie dat Eric mij met grote ogen aankijkt en zijn hoofd bijna onzichtbaar schudt. Ryan negeert me nog steeds volledig.
Dennis draait zijn hoofd weer naar mij en kijkt me met een woedende blik aan. Hij lijkt zich opeens weer bewust te zijn van het wapen in zijn hand, want het komt vliegensvlug omhoog en hij richt het met een trillende hand op mij. ‘Houd godverdomme je bek dicht, stomme hoer!’
Ik slik en knik vervolgens meteen, terwijl ik Dennis met angstige, grote ogen aankijk. Ik ben ervan overtuigd dat hij op dit moment – in de toestand waarin hij nu verkeert – in staat is om mij, of iemand anders, neer te schieten. Hij is echt helemaal doorgedraaid en zijn ogen stralen waanzin uit.
'Zij kunnen beter gaan,’ zegt Ryan plotseling, waardoor Dennis' aandacht weer naar hem getrokken wordt. ‘Dit is iets tussen ons.’
Tussen hen?
‘Het gaat toch over mij! Hoezo is het dan opeens iets tussen jullie?’ roep ik bijna wanhopig naar Ryan, terwijl hij me nog steeds keihard negeert. ‘Ga zelf weg. Jij maakt het alleen maar erger!’
Dennis kijkt mij weer aan en lacht me op een vreemde, misplaatste manier uit. ‘Jezus, Roosje, ben je nou echt zo dom? Dit ging nóóit over jou.’
Ik frons mijn wenkbrauwen en kijk verward naar Dennis. Ik weet dat het geen zin heeft nog een poging te doen om Ryan aan te kijken, want hij zal toch geen oogcontact maken. Iemand zal me echter uit moeten leggen wat hier aan de hand is, want ik begrijp er helemaal niets van. ‘Hoe bedoel je?’ vraag ik twijfelachtig aan Dennis.
‘Je bent gebruikt, of nee… je hebt je verdomme laten gebruiken, om mij terug te pakken. Ik begrijp alleen nog niet waarom…’ Dennis draait zijn hoofd wederom terug en geeft Ryan een knikje. ‘Ga je dat nog uitleggen?’
Ik ben gebruikt?
Door Ryan?
Mijn lippen wijken een beetje uiteen en ik schud met mijn hoofd. Ik heb het gevoel alsof ik steeds moeizamer ademhaal. Mijn hersenen kunnen dit ook echt niet meer bevatten.
Heeft hij me daadwerkelijk gebruikt, vanwege Dennis?
‘Heeft dit soms iets met Juliet te maken?’ denk ik vervolgens hardop. Ik krijg meteen een verwarde blik van Dennis en een geërgerde zucht van Ryan. Ik begrijp gewoon niet waarom Ryan achter Dennis aan zit en de enige reden die ik kan bedenken is Juliet. Zij is de enige schakel in dit onsamenhangende verhaal.
Heeft hij mij dan toch gebruikt om haar jaloers te maken?
‘Wat heeft Juliet hier nou weer mee te maken?’ In Dennis' toon klinkt nu nog meer frustratie, waardoor meteen duidelijk wordt dat het onderwerp Juliet een gevoelige snaar bij hem raakt. Misschien was het meer dan slechts een affaire en is hij verliefd op haar geworden.
Eerlijk gezegd zou ik dat helemaal niet erg vinden, maar het verklaart niet waarom hij hiernaartoe is gekomen en nog steeds doet alsof wij een relatie hebben.
‘Dacht je dat dat wel echt was?’ grijnst Ryan op een behoorlijk irritante en provocerende manier. ‘Dat was alleen maar om je geld af te pakken. Op die manier konden we langzaamaan, beetje bij beetje, alles van je afpakken. Je bent hiervoor gewaarschuwd, dus ik begrijp je verbazing niet zo goed.’
Heeft Dennis geld aan Juliet uitgegeven? Míjn geld?
Beetje vreemd en nogal dubbel, want Ryan deed er totaal niet moeilijk over toen ik dat geldrolletje van hem mee had genomen. Hij zit niet bepaald verlegen om geld, dus waarom zou hij moeite doen om het van iemand als Dennis af te nemen?
Het lijkt alsof er bij Dennis nu wat puzzelstukken op hun plek beginnen te vallen, terwijl bij mij alle stukken net door elkaar zijn geschud. ‘Heb jij er ook voor gezorgd dat ik ontslagen werd?’ vraagt hij aan Ryan.
‘Ja,’ antwoordt hij bloedserieus, zonder enige vorm van spijt of schuld. ‘En dat je uit je huis werd gezet. Zoals ik al zei, was het onze bedoeling om alles van je af te pakken. Dat is ons goed gelukt.’ Hij klinkt verdomme trots en fuck… hij is dus wel verantwoordelijk voor die pillen in onze kelder! Ik heb hem dit nog gevraagd en hij heeft gewoon tegen me gelogen.
Ik staar verbijsterd naar Ryan, omdat ik nu pas besef dat ik ook een onderdeel van dit bizarre plan was. Hij heeft zijn geld, zijn werk, zijn huis en mij van hem afgenomen. Al was ik zonder Ryan ook wel bij Dennis weggegaan.
Denk ik.
‘Waarom?' Ik ben degene die het vraagt, zonder Ryan aan te kijken. Ik kan hem echt even niet aankijken, want ik word volledig verward door mijn eigen gevoelens. Ik begrijp nu enigszins dat ik slechts een middel was om zijn doel te bereiken, maar ik heb nog geen idee waarom.
Waarom haat hij Dennis zo erg?
Haat hij mij ook?
‘Ik heb ervoor gezorgd dat zijn vader vast kwam te zitten. Daar gaat het over, of niet soms?’ antwoordt Dennis, die zich vooral naar Ryan richt. Het irriteert me mateloos dat Ryan me dit zelf niet vertelt. Na alles wat er deze week tussen ons is gebeurd, is hij me wel enige uitleg verschuldigd. Maar nee, hij negeert me gewoon alsof ik niet besta. Dennis legt de rug van zijn hand, met het pistool erin, tegen zijn voorhoofd en schudt ongelovig zijn hoofd. ‘Meen je dit, verdomme? Dit is jaren geleden gebeurd en ik deed gewoon mijn werk!’
‘Heb je nog nooit gehoord wat er gebeurt met een snitch, Dennis?’ grijnst Ryan op een kwaadaardige manier. Ik herken de man die op dit moment voor me staat niet eens meer. Heel even twijfel ik zelfs of het zijn tweelingbroer is, maar het kleine litteken op zijn kaak maakt me meteen duidelijk dat hij het echt is. ‘Dacht je nou echt dat het redden van je eigen hachje alles op zou lossen? Dat we niet achter je aan zouden komen? Zoals ik al zei, ben je destijds gewaarschuwd. Dat jij dat niet serieus hebt genomen is niet mijn probleem.’
Het pistool in Dennis’ hand wordt weer in positie gebracht, met de loop in de richting van Ryan. Ik zie hoe de aders in Dennis’ nek opzwellen en hoe zijn gezicht rood aan begint te lopen. Zijn hand trilt lichtjes en zijn borstkas gaat hevig op en neer. Hij snuift en beweegt zijn hoofd vervolgens even heen en weer, alsof hij de botjes in zijn nek probeert te kraken.
O god, hij is volgens mij écht van plan om te schieten!
Er gebeurt plotseling iets in mijn lichaam waardoor ik op Dennis af wil lopen. Ik heb geen idee wat ik precies wil doen, want het is dom en impulsief. En al helemaal als ik nadenk over wat er zojuist allemaal gezegd is.
Met mijn verstand begrijp ik echt wel dat Ryan me belazerd heeft en alles waarschijnlijk nep was. Maar mijn gevoel kan hem niet zo snel loslaten en ik wil absoluut niet dat Dennis hem neerschiet.
Ik was al bijna vergeten dat Eric hier ook nog was, totdat hij mijn arm vastgrijpt en me tegenhoudt, waardoor ik slechts twee stappen in de richting van Dennis kan zetten.
Het enige wat ik wel nog kan doen, is schreeuwen: ‘Dennis, doe normaal!’
Tot mijn verbazing hoor ik Ryan vervolgens ook nog schiet maar tegen Dennis zeggen. Is hij verdomme helemaal gek geworden? Je gaat toch niet iemand met een pistool in zijn handen uitdagen?
‘Dan kan ik je vrijheid ook nog afpakken,’ zegt Ryan, terwijl hij een knikje geeft richting van een van de wanden in de grote hal. Dennis, Eric en ik draaien alle drie ons hoofd in die richting. Er hangt een beveiligingscamera op aan het plafond en zo te zien staat Dennis vol in beeld.
Draagt Ryan daarom die hoodie?
Was hij dit al van plan toen hij hiernaartoe liep?
‘Ze houden wel van agenten in de bajes, dus dat wordt genieten, Dennis,’ daagt hij hem nog wat meer uit. Hij spreidt zijn armen en knikt naar Dennis. ‘Schiet dan.’
O mijn god. Ik ken Ryan echt helemaal niet, dat blijkt nu wel weer. Hij is echt compleet gestoord.
‘Dennis, niet doen! Ik kom wel met je mee, als je dat wil. Niet schieten, alsjeblieft…’ Ik heb geen idee wat ik aan het doen ben. Het is alsof de woorden automatisch mijn mond verlaten, zonder dat mijn brein er enige invloed op uit kan oefenen. Ik voel dat Eric aan mijn arm trekt, waarschijnlijk in een poging me tot bezinning te brengen, maar het is al te laat.
Dennis draait zijn hoofd weer naar mij en kijkt me met behoorlijk veel minachting aan. Zijn groene ogen zijn donker en zijn neusvleugels trillen, terwijl hij zwaar ademhaalt door zijn neus. ‘Waarom zou ik jou nog mee willen nemen?’
Misschien moet ik nu opgelucht zijn, want dit is wel een teken dat Dennis klaar met me is en misschien laat hij me nu wel echt met rust. In deze situatie is er echter geen ruimte voor opluchting, niet zolang Dennis dat pistool nog vastheeft.
‘Dit gaat jullie niets aan. Jullie moeten gaan,’ trekt Ryan vervolgens weer de aandacht. Ik zie dat hij naar Eric kijkt, zonder mij nog steeds enige blik waardig te gunnen. ‘Neem haar mee. Oprotten.’
Ik voel dat Eric weer aan mijn arm begint te trekken, maar ik stribbel hevig tegen. Ik kan toch niet nu weggaan? En dan?
‘Nee! Laat me los, verdomme!’ krijs ik tegen Eric. Wanneer hij me niet los laat, begin ik naar Dennis te krijsen: ‘Als je hem doodschiet, dan vermoord ik jou, Dennis! Ik meen het!’ Ik meen er helemaal niks van, want ik ben helemaal niet in staat om iemand te vermoorden. Toch zou ik voor Dennis misschien wel een uitzondering kunnen maken.
Ik weet helemaal niet wat me bezielt en ik denk er totaal niet over na dat hij zijn pistool nu net zo goed weer op mij kan richten. Het enige wat er door mijn hoofd lijkt te spoken is dat hij Ryan niet mag neerschieten.
‘Rose. Rot. Op.’ Het is de eerste keer dat hij me weer aankijkt, recht in mijn ogen, met een blik zo donker, dat ik geen idee heb wie hij is. ‘Het was allemaal nep. Ben je nou echt zo dom dat je dat niet begrijpt?’
Hij liegt.
Dat kan niet anders.
Het kan toch niet allemaal nep zijn geweest?
Dennis heeft zijn pistool inmiddels weer wat laten zakken en lacht vals. Hij geniet hier blijkbaar heel erg van – de klootzak. ‘Ze is nou eenmaal dom. Altijd al geweest.’
Ik zie dat Ryan diep inademt, zijn kaken tegen elkaar klemt en slikt. Ik zie het allemaal en ik begrijp er niets van, wanneer hij vervolgens zegt: ‘Gebruikte je moeder ook toen ze zwanger van jou was? Ben je daarom zo dom?’
Ik voel een steek in mijn borstkas die ik niet anders kan verklaren dan dat mijn hart op dit moment breekt. Dat hij dít durft te zeggen – uitgerekend dít – na wat ik met hem gedeeld heb. Het doet zo veel pijn dat ik geen lucht meer krijg en dreig in te storten.
Ik weet niet wat er precies gebeurt, maar het lukt Eric plots om mij mee te trekken. Ik laat het opeens allemaal gebeuren en zie dat Ryan en Dennis steeds verder op afstand van mij raken, totdat ik het zicht op hen volledig verlies wanneer Eric me een gang in trekt.
Mijn lichaam trilt en mijn wangen zijn zeiknat van mijn tranen, maar ik voel het niet. Ik voel helemaal niets meer, want ik ben compleet verdoofd.
Ik begrijp het niet.
Ik begrijp het écht niet.
Was het echt allemaal nep?
De verdoving van mijn lichaam is echter meteen uitgewerkt en wordt vervangen door een intense en scherpe pijn, alsof er een pijl recht door mijn hart schiet, wanneer er een oorverdovende knal door het gehele ziekenhuis weerklinkt.
Er volgt nog een knal.
Nog één schot.
En dan… wordt het akelig stil.