Lieve lezers

Allereerst wil ik jullie bedanken voor jullie engelengeduld!
Het was vooraf nóóit mijn bedoeling om jullie zo lang te laten wachten op dit deel, maar ik kreeg het gewoon niet op papier zoals ik het wilde, grotendeels door onzekerheid. Ook koste het me vorig jaar enorm veel moeite om mijn carrièreswitch te combineren met het moederschap. Inmiddels heb ik er gelukkig een beter ritme in kunnen vinden, dus ik ga jullie niet nog een keer zo lang laten wachten. In 2022 gaan we knallen, afgesproken? ♡

Nou, genoeg gekletst. Bij deze de langverwachte proloog van het tweede deel

Proloog

In mijn oren klinkt een aanhoudende piep die al het andere geluid overstemt. Misschien hebben de twee schoten mijn gehoor aangetast, al lijkt het me meer waarschijnlijk dat mijn brein heeft besloten er even mee te stoppen omdat het allemaal te veel is. Het voelt alsof de tijd stil is blijven staan en ik bevroren ben in dit moment.
Mijn schouders schudden heen en weer en het duurt even, voordat ik de gaten heb dat het mijn broer is die mijn aandacht probeert te trekken. Hij roept mijn naam, maar ik wil het niet horen. Ik wil slechts één ding en dat is erachter komen wat er zojuist is gebeurd.
Met een duw weet ik mezelf van hem los te maken, waarna ik terug begin te lopen naar de plek waar we een kleine tien minuten geleden nog stonden. De centrale hal van het ziekenhuis is nagenoeg leeg, op een klein groepje mensen na. Op dit moment staat er niemand meer, want iedereen heeft zich verlaagd naar de tegelvloer, waar een lichaam ligt.
Spetters, vegen en plasjes bloed dringen mijn gezichtsveld binnen als ik de plek des onheils nader. Hoe dichterbij ik kom, hoe meer de kleur rood overheerst. Er wordt geroepen dat er een dokter moet komen, maar niemand lijkt te reageren.
Mijn oog valt plots op een voet, die bewegingsloos op de vloer ligt. Hij is gehuld in een afgetrapte sneaker, met een roodbruine veeg op de lichtgrijze stof. Ik herken de schoen meteen, omdat ik deze ruim vier jaar geleden voor kerst heb gekocht, voor hem.

 

Cadeautjes uitpakken was nog nooit zo spannend, omdat ik meer dan ooit wil dat hij ze mooi vindt. Ze staan al twee weken onder de kerstboom in onze nieuwe woning en in eerste instantie was ik er volledig van overtuigd dat hij ze mooi zou vinden. Na eergisteren ben ik echter nergens meer zeker van.
‘Vind je ze mooi?’ vraag ik zachtjes, met een trillende stem. Dennis draait de doos in alle mogelijke hoeken, maar hij heeft de schoenen nog niet eruit gehaald. Het maakt me onzeker en zelfs een klein beetje bang. Wat nou als hij ze niet mooi vindt? ‘Ik kan ze ruilen, als je liever andere wil. Ik kan—’
‘Ze zijn mooi,’ onderbreekt hij me, waarna hij naar me glimlacht. Zijn hand reikt naar mijn gezicht en heel even heeft mijn lichaam de neiging om in elkaar te krimpen. Ik ben niet bang voor hem – althans, dat wil ik niet zijn – maar mijn lijf denkt daar anders over. Het is namelijk nog niet vergeten hoe hard zijn vuisten tegen mijn huid voelden of hoe zijn beklemmende handen mijn luchtpijp dichtknepen. ‘Het spijt me zo, schatje…’ Hij wrijft met de achterzijde van zijn vingers over mijn jukbeen, op de plek waar mijn gekneusde huid bedekt wordt met de nodige foundation en concealer. Zijn groene ogen zijn weer helder en de duisternis die ik er eergisteren in zag, is verdwenen. Hij kijkt me vol berouw aan en ik weet zeker dat hij er spijt van heeft. ‘Het zal nooit meer gebeuren. Dat beloof ik je.’

 

Ik geloofde hem en ik weet vrij zeker dat hij zijn eigen woorden op dat moment ook geloofde. Zijn belofte werd helaas al vrij snel verbroken, maar ook daarna geloofde ik hem nog een paar keer, telkens wanneer hij zijn excuses aan mij aanbood. De periodes – dagen, weken en heel soms maanden – die op deze gebeurtenissen volgden, waren ook echt beter. Hij compenseerde zijn gedrag door me als een prinses te behandelen en ik kan niet ontkennen dat deze momenten geweldig waren.
Totdat er een punt aanbrak waarop hij zijn excuses niet meer aanbood.
Het werd niet meer beter.
Nooit meer.
En nu zijn we plots hier beland, met het levenloze lichaam van Dennis op de vloer van het ziekenhuis. Op dit moment kan ik moeilijk inschatten hoe ernstig zijn verwondingen zijn en waar al het bloed precies vandaan komt. Het enige wat ik kan zien, is zijn voet met de schoen die ik voor hem gekocht heb.
Ik zou willen zeggen dat ik opgelucht ben, omdat hij degene is die hier ligt. Opluchting is echter het laatste dat ik voel, al helemaal aangezien ik geen idee heb waar Ryan is en hoe het met hem gaat. Een soort onderbuikgevoel vertelt mij dat ik hem zojuist voor de laatste keer gezien heb, vlak voordat de twee schoten klonken en nadat hij me tot op het bot gekrenkt heeft.
Ik zou hem moeten haten.
Ik zou moeten willen dat ik hem nooit had ontmoet.
Maar ik wil slechts één ding.
Dat hij terugkomt.

 

 

Badend in het zweet en happend naar adem schrik ik wakker, met een hartslag die zo hoog is dat het voelt alsof er een kudde olifanten door mijn lijf dendert. Het is alweer de zoveelste nachtmerrie, of eigenlijk flashback, die ik heb. In mijn hoofd herbeleef ik deze gebeurtenis een paar keer per nacht en ik weet niet wat ik kan doen om het te laten stoppen.
Ik draai mijn hoofd zodat ik een blik kan werpen op het digitale klokje op het nachtkastje. Half vier. Het stripje pillen dat ernaast ligt maakt me nerveus. Op dit soort momenten is het erg verleidelijk om er nog eentje te nemen.
Sinds die verschrikkelijke nacht ben ik rusteloos, somber en angstig. In eerste instantie ging ik er vanuit dat het door alle stress van de afgelopen periode veroorzaakt werd, totdat ik een paar dagen geleden plots bang was om dood te gaan. Mijn hart bonsde zo hevig dat ik dacht dat het elk moment kon exploderen. Mijn broer – bij wie ik tijdelijk logeer, omdat ik geen eigen woonruimte meer heb – vertrouwde het niet en stond erop dat ik door een dokter gezien zou worden. Aangezien ik een angst heb ontwikkeld voor het ziekenhuis, is mijn huisarts uiteindelijk op huisbezoek gekomen.
De conclusie? Ik had last van afkickverschijnselen. Het was een gevolg van het jarenlange gebruik van alprazolam, het middel dat ik onder dwang van Dennis moest innemen. Zonder dat ik het wist of wilde, had ik een verslaving ontwikkeld en trad ik ongewild in de voetsporen van mijn biologische moeder.
Het liefst had ik meteen alle pillen uit mijn leven verwijderd, maar mijn huisarts zei dat dit in mijn geval gevaarlijk kon zijn. Het afbouwen van dit soort medicatie moest geleidelijk gebeuren en daarom schreef hij me een ander verslavend middel voor, maar met een langere werking, waar ik mijn afhankelijkheid langzaam mee kan afbouwen. Wederom word ik gedwongen om pillen te nemen, terwijl ik dat eigenlijk niet wil.
Ik haat mijn leven.
Nadat ik diep in en uit heb geademd door mijn neus pak ik de strip pillen, druk er een tabletje uit en stop deze in mijn mond. Meestal duurt het ongeveer een half uur, voordat de medicatie zijn werk doet en daarna val ik eigenlijk altijd wel in slaap. Ik zou willen dat ik geen hulp nodig had om te kunnen slapen. Of nee, ik zou eigenlijk helemaal niet meer willen slapen, want telkens wanneer ik mijn ogen sluit, zie ik de beelden weer voor me.
Het houdt verdomme nooit op.

De rest volgt snel