HOOFDSTUK 5

Jonathan

Fuck, fuck, fuck.
Ik geloof dat ik net iemand heb aangerand en mijn gedachten razen door mijn hoofd om tot een oplossing te komen die me het minst schade zal bezorgen. Het meisje dat ik heb besteld – de juiste – zit braaf op de plek waar ik haar heb gepositioneerd, op handen en knieën en met haar hoofd naar beneden gebogen. Ze heeft een strontlelijke roze collar meegenomen waarvan de gesp al enige sporen van slijtage vertoont, wat me vertelt dat dit niet haar eerste keer is.
Zij gaat me in ieder geval geen problemen opleveren, maar dat kan ik nog niet met zekerheid zeggen over het exemplaar dat nu in mijn keuken zit.
Ik hoop tenminste dat ze er nog zit. De glazen tuindeuren zijn op slot, dus tenzij ze de sleutels heeft gevonden of het in haar hoofd heeft gehaald om uit een raam te klimmen, moet ze nog ergens in mijn huis te vinden zijn.
Als ik bij de schuifdeur aankom die naar mijn keuken leidt, zie ik dat ze nog op exact dezelfde plek zit waar ik haar een paar minuten geleden heb achtergelaten, op een barkruk aan het kookeiland. Ze heeft zelfs de collar nog om haar hals, wat me meteen weer keihard maakt.
Hoewel ik de voorkeur geef aan vrouwen die weten waar ze aan beginnen, heeft het meemaken van iemands eerste keer altijd iets geils. De wisselende en vaak tegenstrijdige emoties die elkaar in sneltreinvaart afwisselen zijn geweldig om te zien en dat was zojuist niet anders. Natuurlijk zag ik de angst in haar ogen, maar er zat ook nog iets anders achter. Misschien was het nieuwsgierigheid, misschien lust… maar er was iets. Ze gaf zich op een bepaald moment zelfs aan me over en het had niet veel gescheeld of ik had die jurk van haar lichaam gescheurd.
Gelukkig heb ik dat niet gedaan, al kunnen al die andere dingen die ik wel heb gedaan me genoeg problemen opleveren.
Ik werp nog een blik op de sub die verderop in de gang op me wacht en schuif de deur verder open om kenbaar te maken, aan de vrouw die mij iets lekkers kwam bezorgen, dat ze niet langer alleen is. Ik vraag me nog steeds af wat ze hier kwam doen, want toen ik dat net vroeg kwam er geen samenhangende zin uit haar mond. Waarschijnlijk heb ik haar de stuipen op het lijf gejaagd en ik mag blij zijn als ze geen aangifte tegen me doet. Ik kan het haar niet eens kwalijk nemen als ze dat wel doet.
Ze recht haar rug en draait haar hoofd, waardoor haar grijze ogen de mijne vinden. Ze kijkt als een bang hertje dat op het punt staat overreden te worden door een vrachtwagen en de combinatie met de collar maakt dat mijn gedachten een loopje met me nemen. Ik baal er verdomme van dat we werden onderbroken, want ik had nog veel meer met haar willen doen. Ik had haar willen breken en haar willen omtoveren in de onderdanige slaaf die hopelijk ergens diep van binnen in haar verstopt zit.
Maar ik denk dat dat niet het geval is. Ze heeft absoluut iets onderdanigs, maar niet op de manier die ik zoek. Ik wil een vrouw, geen meisje, en dit meisje is een afhankelijk type, dat zie ik meteen. Zo iemand die ’s avond ‘gezellig’ samen op de bank wil zitten om een film te kijken of zo. Ik doe liever andere dingen in mijn vrije tijd.
‘Ik moet je mijn excuses aanbieden,’ zeg ik als ik rustig op haar afloop. De spanning in haar schouders neemt zichtbaar toe nu ik haar nader, maar ze doet haar uiterste best om het te verbloemen. Om haar wat meer op haar gemak te stellen neem ik niet naast haar plaats op een van de krukken, maar loop ik naar de overkant van het kookeiland en blijf daar staan. Misschien moet ik zeggen dat ze die collar moet afdoen, want het verneukt mijn denkvermogen.
‘Nou?’ De bange-hertjesblik is verdwenen en ze kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Wat zou ik dat mooie gezichtje nu graag willen fijnknijpen. Ze moet echt die collar afdoen, maar ik wil het niet zeggen. ‘Hallo?’ Ze zwaait met haar arm, waardoor ik mijn blik losmaak van haar nek en in haar onschuldige grijze ogen kijk. ‘Waar blijven die excuses?’
Ik trek mijn mondhoek op en haal kort mijn schouders op. ‘Ik dacht dat je iemand anders was.’
‘Je dacht dat ik een hoer was.’ Ze snuift en schudt afkeurend haar hoofd. Blijkbaar heeft die verkeerde aanname haar meer gestoord dan het feit dat ik net in haar gezicht heb gespuugd en op het punt stond om nog veel ergere dingen met haar te doen. Ze drukt haar wijsvinger tegen haar borst, vlak boven die prachtige tieten. Een klein randje van haar bh piept boven haar jurk uit en ik vermoed dat dat niet haar bedoeling is, maar het trekt wel mijn aandacht. ‘Zie ik eruit als een hoer?’
Blijkbaar wel, want ik was er volledig van overtuigd. ‘Natuurlijk niet,’ antwoord ik echter en maak mijn blik los van het stukje bh, kijk kort naar de collar en dan weer naar haar gezicht. Op haar kaak zie ik nog een kleine rode plek die mijn vingers hebben achtergelaten en mijn mondhoek krult weer omhoog. ‘Je zei dat je mij iets lekkers kwam brengen, dus ik dacht…’
Ik stop met praten als ze haar hand voor haar mond slaat en haar wenkbrauwen weer omhoog schieten. ‘Kutzooi!’ De vreemde knot – of wat het ook is – op haar hoofd bungelt heen en weer en er vallen nog wat lichtblonde lokken los. ‘Kut, kut, kut.’
Ik klem mijn kaken op elkaar en bal mijn vuisten achter het kookeiland tot mijn knokkels wit kleuren. Het komt door die collar, want als ze die niet droeg zou het me niet kunnen schelen dat ze dit soort taal uitslaat. De vrouwen die het normaal gesproken dragen praten niet zo. Ze praten zelfs helemaal niet. ‘Zou je alsjeblieft die—’ Ik sta op het punt om haar te vragen of ze de collar wil afdoen als ze me onderbreekt. Ik klem mijn kaken weer op elkaar en adem diep in door mijn neus.
‘Hoe laat is het?’ Terwijl ze het vraagt kijkt ze naar haar linkerpols, waar geen horloge omheen zit. Daarna kijkt ze verwoed om zich heen, waardoor de collar weer mijn aandacht trekt. ‘Ik moet gaan,’ zegt ze zonder een klok gezien te hebben, want die hangt nergens in mijn keuken. Ook niet in de rest van het huis, want als ik thuis ben wil ik niet met de tijd bezig zijn.
Ze schuift van de kruk en zonder erbij na te denken open ik mijn mond.
‘Blijf.’ Dat woord komt er feller uit dan mijn bedoeling is, maar als ik zie hoe ze erop reageert heb ik geen spijt. Ze verstijft direct en haar ogen schieten in mijn richting. De bange-hertjesblik is weer terug en haar volle lippen wijken een beetje uiteen. Verdomme. Het is maar goed dat het kookeiland een barricade tussen ons vormt. ‘We moeten dit nog afhandelen,’ verklaar ik en trek een lade onder het granieten blad open. Ik haal er een notitieblok en pen uit en schuif deze naar haar toe. ‘Als je je naam en telefoonnummer opschrijft dan neemt mijn PA contact met je op.’
‘Wat?’ De spanning in haar schouders zakt weg en ze schudt verward haar hoofd. ‘Waarom?’
‘Om dit verder met je af te handelen…’ En omdat ik je telefoonnummer wil hebben, voor het geval dat. ‘Ik ben je op z’n minst een vergoeding verschuldigd voor wat ik je heb aangedaan.’
Verwarring tekent haar gezichten maakt dan plaats voor afkeer. ‘Je hoeft me hier niet voor te betalen.’
Ik haal mijn schouders op en knik een keer naar de houten schuifdeur die naar de gang leidt. ‘Zij krijgt er ook voor betaald.’
Haar wangen kleuren een klein beetje roze en ze slaat haar ogen neer, friemelt wat aan haar jurk en mompelt dan: ‘Ik neem aan dat je met haar ook ergere dingen gaat doen dan wat je met mij hebt gedaan.’
Is dat een vraag?
Is ze nu nieuwsgierig?
Het doet er niet toe, want ik bevind me in de shit en moet de ernst van deze situatie niet bagatelliseren. Als ze aangifte tegen me toen heb ik echt een gigantisch probleem en ik moet voorkomen dat dat zal gebeuren. ‘Luister…’ Ik schraap mijn keel en zet mijn handen op het granieten blad van het kookeiland, waarna ik een klein beetje voorover leun. Ik houd mijn stem zacht, om te voorkomen dat ik haar intimideer. ‘Ik wil dat je hier met niemand over praat, dus ik ben bereid om je te betalen, maar dan wil ik wel dat jij een verklaring ondertekend waarin je—’
‘Je wil me zwijggeld betalen?’ onderbreekt ze me. Alweer. Ik klem mijn vingers steviger om de rand van het kookeiland en zie dat haar blik erheen gaat. Heel kort, want daarna kijkt ze weer naar mijn ogen en schudt ze haar hoofd. ‘Ik zal het er met niemand over hebben. Beloofd.’
Ik zou haar graag op haar mooie ogen willen geloven, maar als ik dat elke keer zou doen als iemand me zijn woord gaf, dan leefde ik nu ergens in een doos in plaats van hier. ‘Ik wil dat je iets ondertekent,’ dring ik aan.
‘Nee,’ kaatst ze vastberaden terug en ze slaat haar armen over elkaar. ‘Mag ik nu gaan? Ik moet namelijk een bestelling afleveren, of jij moet me nu al vertellen dat je een achtjarige zoon hebt die van Paw Patrol houdt.’ Ze trekt haar wenkbrauwen op en kijkt me bijdehand aan, maar blijft wel op haar plek staan. Het feit dat ze blijkbaar mijn toestemming nodig heeft om te kunnen vertrekken vertelt me meer dan haar geveinsde zelfzekerheid.
Ik frons. ‘Paw-wat?’
‘Paw Patrol,’ herhaalt ze, overdreven articulerend. ‘Dat is een kinderserie met…’ Haar stem sterft weg en ze fronst. ‘Nevermind, ik moet gaan. Ben al laat.’
‘Ik wil nog steeds dat je een verklaring ondertekent,’ zeg ik snel, voordat ze echt vertrekt.
‘En ik wil gaan,’ is haar reactie, maar ze blijft wel staan.
‘Waar moet je naartoe?’ Ik weet niet eens waarom het me vraagt, want het kan me vrij weinig schelen. Waarschijnlijk probeer ik tijd te rekken, omdat ik niet wil dat ze nu alweer vertrekt. Ik kan doen alsof dat enkel met het ondertekenen van een verklaring te maken heeft, maar mijn pik en ik weten allebei dat dat niet de enige reden is.
‘De Bosweg,’ antwoordt ze.
‘Dit is de Boslaan.’
Ze knikt en mijn blik gaat naar haar onderlip, waar ze zacht met haar voortanden overheen gaat. Fuck. Wederom is het maar goed dat er een kookeiland tussen ons in is. ‘Ik had al zo’n vermoeden dat ik niet op de juiste plek was.’
O, maar dat ben je wel, alleen zeg ik dat niet. In plaats daarvan knik ik bevestigend. ‘Inderdaad.’
‘Nou, dan eh… ga ik maar…’ Ze kijkt me vertwijfeld aan met haar Bambi-ogen, alsof ze verwacht dat ik nog iets ga zeggen. Dat zou ik ook moeten doen, ik zou haar op zijn minst moeten vertellen dat ze de collar nog steeds draagt en ik zou de geheimhoudingsverklaring nogmaals ter sprake moeten brengen, maar ik vind het veel te leuk om toe te kijken hoe ze zichtbaar worstelt met dit afscheid. ‘Oké, doei…’ zegt ze na een paar seconden waarin ze de hele tijd nerveus heen en weer wiebelt.
Ik steek mijn handen losjes in de zakken van mijn broek en kijk haar zwijgend aan, benieuwd of ze daadwerkelijk gaat vertrekken zonder mijn toestemming. Ze heeft nog geen enkele stap richting de houten schuifdeur gezet.
‘Ga je niks meer zeggen?’ vraagt ze schoorvoetend.
Ik haal mijn schouders op en blijf recht in haar ogen kijken, iets waar ze duidelijk veel moeite mee heeft. ‘Wat wil je dat ik zeg?’
Zij haalt ook haar schouders op en ik voel het ongemak bij haar groeien, waardoor ik alleen maar meer geniet van dit moment. ‘Niks. Laat maar. Ik eh… Ik ga.’ Nu draait ze zich wel om, op een haastige manier, waardoor de dunne stof aan de onderkant van haar jurk omhoog zwiept.
Ze loopt naar de houten schuifdeur en werpt onderweg een paar tersluikse blikken over haar schouder. Ik sta nog steeds op dezelfde plek en ben niet van plan om me te verroeren, ook al weet ik dat ik haar eigenlijk moet tegenhouden.
Ze kijkt even naar de houten deur, alsof ze geen idee heeft wat ze ermee moet, en trekt dan op een onhandige manier aan het metalen handvat. Het lijkt erop dat ze zich pijn heeft gedaan, want ze schudt even later haar linkerhand uit en wrijft er met haar rechterhand overheen. Dan stapt ze naar voren en ik zie haar lichaamshouding veranderen op het moment dat ze de onderdanige escort ziet zitten, gegarandeerd in dezelfde houding als hoe ik haar heb achtergelaten.
‘Je mag best blijven,’ besluit ik te zeggen, ook al weet ik dat ze niet op dat aanbod zal ingaan.
Ik lach binnensmonds als ik zie dat haar schouderbladeren naar elkaar toe trekken en ze haar vuisten balt. Misschien hoopte ik dat ze nog om zou kijken of iets zou zeggen, maar ben niet verbaasd dat ze dat niet doet.
Ze stormt weg en niet veel later hoor ik de voordeur dichtklikken. Ergens vind ik het jammer dat ze hem niet dicht heeft gesmeten, maar ik vermoed dat ze daar te goedgemanierd voor is. Als ik door mijn keukenraam kijk zie ik haar stampvoetend en vloekend over het pad lopen, waardoor ik zacht grinnik.
Tot ziens, Norah.